Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 107 / 242 »»
[1] Maar Ik zeg tegen Simon van Kana: 'Heb je nu gezien, hoe goed het is om op het juiste moment te kunnen zwijgen?! Als de anderen voor ons spreken en handelen, is het voor ons altijd goed om te zwijgen! Begrijp je dat?'
[2] Simon van Kana zegt: 'Ja Heer, dat begrijp ik en ik zie nu zeer duidelijk in, dat het veel beter is te zwijgen dan te spreken. Soms wordt men er weliswaar juist bij de haren bijgesleept om bij zulke gelegenheden je eigen tong eens heel goed te gaan gebruiken, maar het is nu echt wel in de praktijk bewezen dat het zwijgen op het juiste moment veel beter is dan het meest doordachte spreken. Maar het was hier trouwens niet moeilijk om te zwijgen, want we hebben aan die ene, die zich aan de priesters als Romein kenbaar maakte, een buitengewoon moedige, welbespraakte en ter zake kundige vertegenwoordiger gehad.
[3] Ik moest haast lachen toen die drie tempeliers de aftocht bliezen en daardoor hun hele aanzien in dit land zo goed als verloren hebben! Hun gezichten werden steeds langer en langer, en hun voeten begonnen, tijdens die steeds krachtiger wordende toespraak van de Romein uit Kapérnaum, behoorlijk onrustig te worden, en troffen meteen de juiste voorbereidingen om er vandoor te gaan. Toen ik die heel zonderlinge onrust in de voeten van de drie tempeliers ontdekte, zei mijn geest tegen mij: 'Nu zullen ze dadelijk onzichtbaar worden!' - en het was waar, ze werden onzichtbaar!
[4] Werkelijk Heer, het kan niet zondig zijn om in je hart een haast onweerstaanbaar prettige sensatie te beleven, iedere keer als, zoals nu, een heel dikke streep gehaald wordt door de rekening van zulke aartsslechte en totaalonverbeterlijke ellendelingen. Ik persoonlijk had wel ieder woord van de mond van die Romein af willen zoenen!'
[5] Ik zeg: 'Een eerlijk mens heeft het volste recht om zich te verheugen en een hartversterkende vrolijkheid te voelen over iedere op het juiste moment optredende tegenkracht, die het verborgen kwaad ontdekt en vernietigt; maar denk erom, alleen over het gelukkig verijdelen van het op zichzelf boze, valse en slechte, maar nooit over de mens die meestal in zijn blindheid die zonde als een knecht gediend heeft!
[6] Je hebt toch de beide Gadarenen gezien, en hoe slecht ze waren! Maar hoe goed en zachtmoedig werden ze toen Ik het legioen duivels uit hen verdreven had, en ze loofden en prezen God, dat Hij aan een mens zoveel macht gegeven had! Zou het toen juist geweest zijn, als men er alleen maar vreugde over gehad had dat de twee verdoemden, die de schrik van de hele omgeving waren, nu hun boosaardige bezigheden niet meer konden uitoefenen, en omdat ook nog de woekermiddelen van een paar varkenswoekeraars daarbij in zee verdwenen waren?! Oh, om daarover plezier te hebben zou voor een echt mens wel zeer onwaardig zijn! Maar als er echte vreugde was geweest omdat die twee vreselijk gekwelde mensen van hun plaag bevrijd waren, en dat die boosaardige kwelduivels nu tenslotte de goede zaak des hemels moesten dienen doordat ze hun eigen door de Gadarenen zorgvuldig onderhouden slechte woekergeest vernietigden, dan zou zo'n vreugde van hemelse aard zijn en daarom helemaal goed.
[7] Ik zeg jullie uit de levende bron van alle waarheid: Wie om een dom mens lacht, die geeft daarmee aan dat hij net zo dom is; want de een doet domme dingen omdat hij dom is, en de ander lacht omdat hij dom is; en zo heeft de ene domme plezier om de andere, waarbij uiteindelijk blijkt dat de ene het eigenlijk helemaal niet leuk vindt, als de andere ophoudt dom te zijn en verstandig wordt.
[8] Maar het is heel wat anders, als je iemand die dom handelt, broederlijk terecht wijst en dan met een vrolijk en blij hart lacht, als de domme wijs wordt! Dan hoort je vreugde en blijheid thuis in de hemelse orde en is daarom goed, juist en rechtvaardig!
[9] Wat voor plezier en blijdschap kan iemand echter, als hij wijs is, er wel er aan beleven, als een blinde, die langs de weg loopt, tegen een ziende, die dezelfde richting uitgaat, zegt: 'Vriend, ik ben de weg kwijt en ik weet niet meer of ik nu heen of terug ga; vóór mij moet mijn huis zijn. Volgens het aantal passen dat ik telde, zou ik al vlak bij het huis moeten zijn; maar als ik, omdat ik me gemakkelijk vergis als blinde, in plaats van heen, terug ben gegaan, dan moet ik nu verder van het huis af zijn, dan waar ik was toen ik naar huis wilde gaan. Wees zo goed en breng me op de goede weg naar mijn huis!'
[10] Als de ziende dan om de blinde lacht en, terwijl ze zich vlak bij het huis bevinden en nog maar tien passen van het voorhuis af staan, tegen de blinde zegt: 'O, dan ben je helemaal verkeerd gegaan! Geef mij je hand; ik zal, hoewel het tamelijk ver is, op je verzoek je toch thuis brengen!' De blinde is daar erg blij om en bedankt de ziende begeleider vast vooruit. Deze leidt, in zichzelf gniffelend, de blinde twintig keer om zijn huis heen en zegt tegen hem, terwijl hij inwendig erg veel plezier heeft: 'Nu vriend, wij zijn er; daar is je huis!' De blinde bedankt hem nog heel hartelijk; de ziende lacht inwendig, omdat de grap gelukt is!
[11] Dan vraag Ik, wie in dit geval blinder is, de blinde of zijn ziende begeleider?! Ik zeg je: de harteloze begeleider; want die is in zijn hart blind, en dat is erger dan een duizendvoudige blindheid van de ogen!
[12] Zo lachen de mensen ook om allerlei gedurfde praatjes, en vooral dan als zulke praatjes behoorlijk veel ruwe en vieze zinspelingen bevatten en daardoor menige zwakheid en zonde van hun broeders zichtbaar en hoorbaar maken voor het publiek!
[13] Ik zeg je: Wie daarom lachen kan of ook als getuige erg veel pret heeft als de een of andere grapjas een zwakke medemens dik opgelegd staat te beliegen, en hem een mat verzilverde boon voor een echte parel verkoopt, in diens hart heeft de duivel een overdaad aan boze zaden gestrooid, waaruit geen levensvruchten zullen voortkomen.
[14] Het is daarom beter je van al dit soort zaken af te wenden, en als de blinde wereld het nodig vindt om onbeschaamd te lachen, een diep medelijden met hen te hebben; want het blijspel van de wereld is altijd een treurspel voor de echte kinderen Gods, en maar al te vaak huilen de engelen Gods in de hemel als de wereldse mensen verstrikt in hun boze onzinnigheden moeten lachen.
[15] Laten we daarom ook maar ophouden over de drie tempeliers, ze hebben weliswaar heel slechte plannen, maar toch zijn het mensen. Alleen door de invloed van de satan en hun eigen onvervalste liefde voor de wereld en zichzelf zijn het mislukte kinderen geworden van dezelfde Vader, Die ook jullie Vader is. Je moet alleen het boze in hen verachten, maar zijzelf, als mensen en broeders, zijn alleen om over te huilen!
[16] Het is beter om Noach tijdens zijn dronkenschap te bedekken, dan hem te kijk te zetten en hem aan het gelach van de wereld over te leveren!
[17] Als je dit alles nu in je hart begrepen hebt, laten wij dan nu ook uit deze lege synagoge naar huis gaan; want het middagmaal zal wel klaar staan! Kom dus nu maar mee!'
«« 107 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.