Naar Kapérnaum. Begin van het prediken. In Jeruzalem.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 12 / 242 »»
[1] (Daarna daalde Hij af naar Kapérnaum, en Zijn moeder, Zijn broers en Zijn leerlingen gingen met Hem mee, maar zij bleven daar niet lang. Joh. 2:12) Zeven dagen na de bruiloft verliet Ik Nazareth en trok met Maria, Mijn vijf broers, waarvan er twee tot Mijn leerlingen behoorden, en met de tot dat tijdstip opgenomen leerlingen naar het lager gelegen Kapérnaum. Dat was toentertijd een tamelijk belangrijke handelsstad, die gelegen was op de grens van de provincies Zebulon en Naftali aan de Galilese zee. Het lag ook niet ver van de plaats waar Johannes aan de overzijde van de Jordaan in de omgeving van Bethabara doopte, zolang deze vaak geheel droogstaande rivier voldoende water had.
[2] Men kan zich hierbij afvragen, wat Ik in deze bijna geheel heidens geworden stad te zoeken had. - Daarvoor moet men dan de profeet Jesaja 9 vers I en verder lezen; daar vindt men dan het volgende: 'Het land Zebulon en het land Naftali, aan de weg langs de zee aan de overzijde van de Jordaan, en het heidense Galiléa, dit volk, dat in duisternis was, heeft een groot licht gezien en voor allen, die daar in de schaduw van de dood zaten, is een geweldig licht verschenen.'
[3] Als men dat in Jesaja gevonden heeft, en weet dat Ik datgene, wat in de Schrift staat, van A tot Z waar moet maken, dan begrijpt men ook waarom Ik van Nazareth naar Kapérnaum gegaan ben. Tevens moest Ik in deze streek nog twee leerlingen, met name Jacobus en Johannes, zonen van Zebedéus, opnemen. Zij waren ook vissers en visten in de Galilese zee, niet ver van de monding van de Jordaan en ook niet ver van de visplaats van Petrus en Andréas, die beiden ook in de zee mochten vissen.
[4] Toen deze leerlingen opgenomen waren en Mij aan Mijn woorden en door de enthousiaste verhalen van degenen, die bij Mij waren, herkend hadden, startte Ik met het formele onderwijs aan de mensen, en Ik begon hen tot boetedoening te manen omdat het Rijk van God dichtbij gekomen was. Ik ging in hun synagogen en gaf daar lessen. Velen geloofden, maar nog meer ergerden zich en wilden Mij grijpen en van een berg in zee gooien. Ik ontliep hen echter, tesamen met allen die bij Mij waren, en bezocht een paar kleine plaatsjes aan de Galilese zee. Ik verkondigde daar het Rijk van God en genas veel zieken; en de armen en het gewone volk geloofden in Mij en namen Mij liefderijk op. Een aantal van hen sloot zich bij Mij aan en volgde Mij overal, zoals de lammeren hun herder.
[5] In Kapérnaum bleef Ik maar kort, omdat daar vrijwel geen geloof en nog minder liefde te vinden was, want het was een plaats waar veel handel gedreven werd. Waar men bezeten wordt door de handelsgeest daar hebben geloof en liefde afgedaan en waar zijn, daar kan Ik weinig of niets doen.
[6] (En het Joodse Paasfeest was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. Joh. 2: 13) Het Paasfeest der Joden naderde al en Ik trok daarom met allen die bij Mij waren, op naar Jeruzalem. Daarbij moet men niet denken dat het oorspronkelijke Joodse Paasfeest op dezelfde datum plaats vindt als waarop in de verschillende christelijke gemeenten het gelijknamige feest gevierd wordt, vaak al in maart; maar bij hen vindt het ongeveer een kwart jaar later plaats! Want op het Paasfeest dankte men Jehova voor de eerste oogst, die uit gerst, rogge en tarwe bestond, en men at dan reeds het nieuwe brood, dat volgens de wet ongezuurd was en niemand mocht in deze tijd een gezuurd brood eten.
[7] Dit feest van de ongezuurde broden kon dus pas plaatsvinden als het pasgeoogste graan tot meel gemalen kon worden, dus niet in de tijd waarop het graan gezaaid wordt. Het graan wordt weliswaar in Judéa, in een goed oogstjaar, ongeveer veertien tot twintig dagen eerder rijp dan hier, maar zelfs in Egypte wordt het koren en de tarwe zelden voor eind mei binnengebracht, Iaat staan in Judéa waar het veel koeler is dan in Egypte.
[8] De tijd van de ongezuurde broden was dus aangebroken en zoals reeds vermeld trok Ik met allen, die bij Mij waren op naar de hoofdstad der Joden, die ook 'de Godsstad' genoemd werd, want Jeruzalem betekent zoveel als 'de Godsstad'.
[9] Daar echter bij dit feest altijd veel volk naar Jeruzalem trok, waaronder ook veel heidenen, die daar allerlei waren kochten en verkochten zoals gereedschappen, weefstoffen, vee en alle soorten vruchten, had het feest toentertijd het geheiligde aanzien totaal verloren. De hebzucht bracht de priesters zover, dat ze de hoven en de voorportalen van de tempel gedurende deze tijd aan de kooplieden, hetzij Joden of heidenen, voor veel geld verhuurden. Het huren van een stuk van de tempel gedurende het feest kostte meer dan duizend zilverlingen, wat toen buitengewoon veel geld was en wat nu ongeveer 28000 gulden zou zijn.
[10] Ten tijde dat Ik optrok naar Jeruzalem was Kaiphas hogepriester. Deze had kans gezien om al meer dan een jaar beslag te leggen op deze waardigheid, die veel geld in 't laatje bracht. Het naleven van de wet van Mozes was in die tijd gedegenereerd tot een totaal inhoudsloze ceremonie en de priesters hielden er net zoveel rekening mee als met sneeuw, die honderd jaar geleden gevallen is. En deze totaal inhoudsloze ceremonie had men ten top gevoerd om het volk met open ogen er in te laten lopen.
[11] Kaiphas presteerde het zelfs om in het binnenste van de tempel nog bepaalde plaatsen te verhuren aan de duivenverkopers en een paar kleine wisselaars. Deze kleine wisselaars hadden kleine munten, zoals groschen en staters, en zij wisselden voor hun klanten deze kleinere munten tegen zilverlingen, Romeinse goudstukken of Romeins veegeld, waarbij zij een zekere winst voor zichzelf hielden. Veegeld was geld dat de Romeinen speciaal voor het kopen van vee gebruikten. Afhankelijk van het dier , dat op de munt afgebeeld stond, kon men daarmee voor een soortgelijk dier betalen. Als men dit veegeld bij de grote en kleine wisselaars wisselde voor ander geld, dan werd een hogere winstmarge berekend.
«« 12 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.