Het getuigenis van Johannes de doper. (29.11.1851)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 123 / 242 »»
[1] Na het gesprek gaan de leerlingen van Johannes weer verder met eten, en wij doen hetzelfde. Alleen een paar Farizeeën vastten streng, en wilden tot aan het ondergaan van de zon niets eten; want zij konden hier bij de Grieken geen ongezuurd brood krijgen en daarom vastten zij, terwijl de meerderheid van de Farizeeën en schriftgeleerden het zich heel goed liet smaken.
[2] Een poosje later, toen de wijn de leerlingen van Johannes wat spraakzamer en moediger gemaakt had, ging er één van hen staan en wilde van Mij weten, waarom zij als leerlingen van Johannes zo veel en streng moesten vasten, en waarom Ik en Mijn leerlingen dat niet deden, en hij vroeg Mij: 'Heer en Meester! Waarom vasten wij en ook de Farizeeën nu zo veel, terwijl Uw leerlingen niet vasten?'
[3] En Ik zei tegen hem: 'Vriend, je was bij Johannes toen men hem het bericht van Mij overbracht dat Ik de mensen doopte, en dat velen Mij volgden! Zeg hier nu eens hardop: wat gaf Johannes voor antwoord?' De leerling van Johannes zegt: 'Toen sprak en antwoordde Johannes: 'Een mens kan niets nemen, tenzij het hem door de hemel gegeven wordt. jullie zijn mijn getuigen, dat ik gezegd heb dat ik de Christus niet ben, maar alleen vóór Hem uitgezonden. Wie de bruid heeft, die is de bruidegom; de vriend van de bruidegom hoort hem staande aan en verheugt zich over de stem van bruidegom! Die vreugde is nu de mijne! Hij moet groter worden, ik moet echter kleiner worden! Die van boven neerdaalt, is boven allen; wie van deze aarde is, is slechts van deze aarde en spreekt alleen maar over deze aarde. Alleen Hij, die van de hemel komt, is boven allen!'
[4] En Johannes hield daar even op en resumeerde wat hij allemaal had gezien, en hoe hij van Hem getuigd had, maar betreurde tenslotte diep zuchtend dat zijn getuigenis, dat zo waarheidsgetrouw was, door niemand aanvaard werd! Wie het echter toch zou aanvaarden, die raadde hij aan om vanwege de gevaren van de wereld de grote waarachtigheid van God verzegeld in zich te bewaren.
[5] Ook al weet hij dat Degene, Die ongetwijfeld alleen door God gestuurd is, slechts het zuivere woord van God spreekt, dan nog waagt hij het niet dat tegenover de wereld toe te geven, omdat hij de slechte wereld, die de vijandin van God is, méér dan God vreest vanwege zijn ellendige lichaam, dat bij de wereld hoort en van de wereld houdt! Wat heeft het echter voor nut, als je vervuld bent van God, maar het wereldse niet los kunt laten?! God geeft Zijn geest aan niemand op een wereldse manier, en daarom zijn diegenen verworpen, die Gods geest wel herkend hebben, maar aan het wereldse vastzitten en het eeuwige leven niet in zich hebben!
[6] 'Maar', gaat Johannes verder,'wie in de Zoon gelooft, is vervuld met het eeuwige leven; want de Zoon is het leven van de Vader! Wie echter niet in de Zoon gelooft, wordt niet vervuld van het eeuwige leven, en de oude toorn van God is zijn deel!'
[7] Kijk, dat heeft Johannes toen gezegd; maar tot op dit uur was er niemand van ons in staat om de betekenis van zijn woorden helemaal te begrijpen! We begrepen wel zoveel, dat hij U bedoeld heeft; maar hoe hadden wij de samenhang van dat alles ten volle kunnen overzien en begrijpen?!'
[8] Ik zeg: ' Als je dat nu van Johannes over Mij gehoord hebt, dan kun je toch weten dat Ik de bruidegom ben, die Johannes bedoeld heeft! Maar als Ik die bedoelde bruidegom ben, dan zijn al die mensen om Mij heen toch Mijn bruiloftsgasten?!'
[9] De leerling van Johannes zegt: 'Maar waar is dan de mooie hemelse bruid? Zonder bruid kunt U toch geen bruidegom zijn?'
[10] Ik zeg: 'Deze bruiloftsgasten van Mij zijn als geheel ook Mijn bruid. Want zij die Mijn woord horen, het in hun hart bewaren en daarnaar leven, zijn werkelijk Mijn bruid, zoals ze ook Mijn bruiloftsgasten zijn! En je kunt toch niet verwachten dat bruiloftsgasten bedroefd zijn, zolang de bruidegom bij hen is! Maar als de tijd daar is dat de bruidegom bij hen weggehaald wordt, dan zullen ze óók vasten! ' (Matth. 9: 15)
[11] Over dit antwoord zijn de leerlingen van Johannes erg verwonderd en ook een beetje boos; want ze dachten, omdat Ik dit tegen hen zei met een lichte glimlach op Mijn gezicht, dat Ik hatelijk deed. En die ene leerling van Johannes zei dan ook een beetje venijnig: 'Merkwaardig! Gods geest sprak door Johannes, en wij moeten aannemen dat deze geest zich door U in nog sterkere mate manifesteert, omdat Johannes over U getuigde! Maar het is vreemd, dat deze goddelijke geest door Mozes, alle profeten en tenslotte door Johannes steeds op dezelfde manier de ellendige aardse mensen opriep tot een heel boetvaardig leven, waaraan men zich streng moest houden. Terwijl U in Uw daden het algehele tegendeel daarvan schijnt te zijn en te leren! Volgens Mozes was iemand al zonder meer onrein, zodra hij het huis van een zondaar betrad, en moest zich dan reinigen; ook als iemand op de sabbat met een maagd omging of op een andere dag met een vrouw, die menstrueerde, moest hij zich laten reinigen, en zo waren er nog veel strengere voorschriften! U en Uw leerlingen schijnen echter in het geheel geen rekening te houden met de sabbat en ook niet met het rein houden van de persoon! Hoe kan die leer van U dan net zo goddelijk zijn als de leer van de profeten?!'
«« 123 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.