De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 142 / 242 »»
[1] Toen de twaalven na een paar uurtjes in het bovengenoemde marktplaatsje aankwamen, vonden ze de bewoners huilend en schreiend en enigen hartverscheurend klagend, in groepjes voor de poorten van het plaatsje; want Herodiaanse belastingafpersers gingen daar te keer. Ze plunderden de huizen en namen van de ouders die niet konden betalen, de liefste, beste en mooiste kinderen af, bonden deze als kalveren met touwen bij elkaar en wierpen hen op hun met ossen bespannen belastingwagens. Toen de leerlingen die gruwelen constateerden, richtten ze zich in hun harten tot Mij.
[2] En toen ze in hun hart duidelijk de woorden vernamen: 'Wat jullie willen, dat zal ook dadelijk gebeuren!', - zeiden ze tegen de treurige bewoners: 'Vrede zij met u! Het Rijk van God, waarvan wij in de naam des Heren de verkondigers zijn, kome tot u! Ga met ons mee uw plaats in, en we zullen voor u afrekenen met de onrechtvaardige en harteloze belastingafpersers!'
[3] De inwoners zeggen: 'O, die luisteren niet naar u! Want die onrechtvaardige belastingafpersers zijn geen mensen, maar wilde verscheurende dieren, die u boosaardig zullen aanvallen.'
[4] Petrus zegt: 'Beste broeders, aanvaardt wat wij u brengen; het andere zal de Heer door ons doen! Verwacht geen goud en zilver van ons; maar wat wij hebben, dat zult u ook van ons krijgen. Nu gaan we echter snel opdat de kinderen niet te lang lijden!'
[5] Wanneer de leerlingen met de bewoners in het plaatsje komen, zien ze verscheidene wagens vol met allerlei bezittingen, een paar wagens met kinderen en nog andere met schapen en kalveren beladen, en de belastingafpersers geven al het teken om weg te rijden en letten niet op het schreien en jammeren van de gebonden kinderen.
[6] Petrus stapt naar de leider van de belastingafpersers en zegt op heel ernstige toon: 'Ongelukkige! Met welk recht begaat u zulke afgrijselijke daden? Weet u dan niet, dat boven u een almachtige God leeft, Die u tesamen met uw medeplichtigen in een oogwenk kan vernietigen? Houd met uw gruwelen op, geef alles terug, anders zult u op deze plaats de volle gestrengheid van Gods toorn over u zien komen!' De leider van de belastingafpersers zegt tegen Petrus: 'Wie ben je, dat je het waagt om op zo'n toon met mij te spreken? Weet je soms niet, welke macht ik van Herodes heb gekregen, die deze gepacht heeft van de keizer in Rome? Weet je soms ook niet, dat ik ieder, die mij in de weg komt, ogenblikkelijk zonder enige voorafgaande rechtspraak kan laten doden? Ga nu opzij! Nog één woord, en je voelt de scherpte van het zwaard!'
[7] Petrus zegt: 'Nu dan, omdat u, hoewel ook een zoon van Jacob - geen mens meer bent, maar een wild, verscheurend dier, daarom zal het gericht van God u en uw handlangers treffen! Want ik, die u dit verkondig, ben een afgezant van God, en die met mij zijn, zijn het ook! Wat u met mij wilde doen, omdat ik u in de naam van God van gruweldaden afhield, had u met God willen doen; daarom zal u dan ook het gericht van God treffen! Amen!'
[8] Toen Petrus dat met veel vuur uitsprak, sprong er vuur op uit de aarde, greep de leider en verteerde hem in een oogwenk. Toen zijn handlangers dat zagen, schrokken ze zo ontzettend, dat ze voor Petrus neervielen en beloofden alles te doen, wat hij ook maar zou bevelen, als hij hen maar niet zo verschrikkelijk zou straffen!
[9] Petrus zegt: 'Laat dan iedereen vrij en geef alles terug en ga dan in vrede! Maar zie er van af Herodes ooit weer zo'n dienst te bewijzen; want bij de eerstvolgende stap in die richting, gebeurt met jullie, wat nu in je bijzijn met jullie leider is gebeurd!'
[10] Na deze woorden binden de belastingafpersers meteen de kinderen los en laten ze vrij, en doen dat ook met het vee, zoals schapen en kalveren, en ook met alles wat ze in dit plaatsje afgeperst hebben, waarvoor zij en ook Herodes geen recht hadden. Want dit plaatsje had zich bij de Romeinen al een jaar eerder vrijgekocht van Herodes, zoals meer plaatsen dat gedaan hadden vanwege de onbegrensde onderdrukking van Herodes. Maar Herodes ondernam heimelijke strooptochten, liet de afkoopoorkonde ongeldig verklaren en gaf aan zijn belastingafpersers volmacht met een nieuwe oorkonde, waarmee hij zich bij de keizer kon verantwoorden.
[11] Petrus legde nu aan de belastingafpersers uit, welk onrecht ze hun broeders aandeden, en zij begonnen Herodes te vervloeken en zichzelf te verwensen dat ze zo dom waren zo'n tiran te helpen.
[12] Maar Petrus begon over het Rijk van God te leren, en zie, alle belastingafpersers bekeerden zich en volgden nu Petrus, ongeveer honderd in getal, en dat was een goede vangst; want deze belastingafpersers werden toen zelfbuitengewoon actief en droegen veel bij tot een snellere verbreiding van Mijn leer .
[13] De bewoners van dit plaatsje hielden de leerlingen drie dagen bij zich en lieten zich zelfs in Mijn naam dopen. Want de leerlingen doopten in Mijn naam ook ieder, die de doop verlangde, met water .
[14] Daartoe hadden ze van Mij weliswaar nog geen opdracht ontvangen; maar ze wisten dat dit niet tegen Mijn wil was.
[15] De inwoners deden er alles aan om de leerlingen zo goed mogelijk te verzorgen, en brachten tenslotte geld, omdat zij hun zieken genezen hadden. De apostelen namen echter geen geld aan, en ook niets anders, waarover de vroegere belastinginners zich zeer verwonderden en zeiden: 'Uw ongeëvenaarde onzelfzuchtigheid bewijst nog meer dan uw wonderdaden, dat u echte gezanten van God zijt; want mensen van deze wereld denken alleen maar aan hun eigen belang'.
[16] Judas was weliswaar uit het veld geslagen toen hij het vele geld zag dat men hem wilde geven; maar Thomas bleef steeds bij hem, en daarom durfde de geldgierige leerling het dit keer niet aan te nemen, wat hem heimelijk echt speet.
[17] Na drie dagen verdeelden de leerlingen zich van hieruit in groepjes van twee, en met ieder tweetal gingen ook tien tot vijftien van de bekeerde belastinginners mee en bewezen de leerlingen goede diensten; want ze waren erg moedig en hadden geen mensenvrees.
[18] De twaalven deden nu, wat Ik hen geboden had, en deden overal goede zaken.
[19] Wat deed Ik echter, nadat Ik de twaalf leerlingen met de gegeven opdrachten had uitgezonden?
«« 142 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.