Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 144 / 242 »»
[1] Pas na een poosje vroeg de oudere van hen aan Mij, waarom Johannes nu in de gevangenis moest wegkwijnen, terwijl hij toch nooit tegenover God en alle mensen gezondigd had.
[2] Ik zeg: 'Als hij het wilde, kon ook hij vrij zijn! De maan doet 's nachts wel goede dienst; maar als hij ook met de zon wedijveren wil, als zou zijn licht overdag naast de zon net zo belangrijk zijn als dat van de zon, dan maakt de maan een grote vergissing. Want als de zon er eenmaal is, dan kan de aarde het schijnsel van de maan heel goed missen. Begrijp je dat?
[3] Indien Johannes Mij duidelijk herkende toen Ik aan de Jordaan naar hem toe kwam, wie verbood hem dan om Mij te volgen? Hij bleef in zijn woestijn en gedroeg zich daar als een strenge boeteling - en had toch nooit gezondigd. Waarom deed hij dat dan? - Hij heeft zichzelf aan Herodes uitgeleverd; nu moet hij maar zien hoe hij met die vos klaar komt!
[4] Zeg hem echter ook, dat Ik niet ben gekomen om de aardse macht van de groten af te nemen, maar om hen op hun heersersstoelen te bevestigen. Maar wie met Mij twisten wil, die zal een harde strijd moeten doorstaan!'
[5] Nadat de beide leerlingen die woorden van Mij gekregen en gehoord hadden, antwoordden ze niets meer, maar namen afscheid, gingen meteen terug naar Johannes in Jeruzalem en brachten hem alles ook direkt over.
[6] Johannes sloeg zich vol berouw op de borst en zei: ' Ja, ja, Hij is het, Hij heeft gelijk; Hij moet groter worden en ik moet minder worden en deze wereld achter mij laten.
[7] In het dorpje Seba, een vissersdorp aan de Galilese zee, zetten de vele bewoners en ook diegenen die Mij uit andere dorpjes daarheen gevolgd waren, grote ogen op over Johannes de doper en zeiden: 'Hoe is het mogelijk dat hij een zonde beging? Want dat hij U, o Heer, nadat hij U toch herkend had, niet gevolgd is, dat was dan toch een hoofdzonde waarvoor hij nu moet boeten!? Heer plegen wij onrecht, als wij zo oordelen?'
[8] Ik antwoord hen echter: 'Als de volle maan 's nachts schijnt, dan gaat iedereen naar buiten, bewondert haar licht en verheugt zich daarover; maar als de zon komt, terwijl de maan heel bleek en mat nog aan de hemel staat, dan wenden allen zich af van de maan, vergasten hun ogen aan het machtige zonlicht en prijzen het bij iedere flonkerende dauwdruppel; want onder de zon glanst één druppel water meer dan tien manen 's nachts.
[9] Is het dan een zonde van de maan dat zij overdag door de zon in de schaduw wordt gezet, en dat zelfs één dauwdruppel voor het oog van de toeschouwer meer licht afstraalt dan de hele maan?
[10] Ik zeg jullie allen: Wie oren heeft, die hore! Ook de Mensenzoon is een zon, en Johannes is Zijn maan. De maan geeft wellicht in jullie geestelijke nacht en getuigde vooraf over het licht dat nu bij jullie is gekomen, en dat je nog steeds niet herkent in jullie duisternis; als de glans van deze maan nu echter mat wordt, omdat de zon van de dag bij jullie schijnt, hoe kan je hem dan van zonde verdenken?
[11] Waarlijk, Ik zeg je, zo lang er al mensen op deze aarde bestaan, vanaf Adam tot nu toe, heeft nog nooit een zuiverder ziel in een lichaam gewoond en het tot leven gebracht!
[12] Nu vraag Ik echter, omdat jullie allen in de woestijn bij het dopen en prediken van Johannes geweest zijn, - jullie hebben allemaal zijn prediking gehoord, en de meesten hebben zich ook laten dopen -: Waarvoor zijn jullie dan de woestijn in gegaan?
[13] Wilden jullie soms een riet zien dat de wind heen en weer bewoog? (Matth. 11:7) Of zijn jullie naar buiten gegaan om een mens te zien die in zachte kleding gehuld was? Kijk, degenen, die zachte kleren dragen, wonen in de paleizen, maar niet in de harde woestijn bij Bethabara! (Matth. II :8) Of zijn jullie daarheen gegaan om een profeet te zien?
[14] Ja, Ik zeg je: Johannes is méér dan een profeet! (Matth. 11:9) Want van hem staat geschreven: 'Zie, Ik zend Mijn engel voor U uit, die Uw weg voor U zal bereiden!' (Matth. 11:10) Bemerken jullie nu, wie hij is?
[15] Voorwaar, Ik zeg nog duidelijker dan Ik het jullie al gezegd heb: Onder allen die vanaf den beginne uit vrouwen zijn geboren, was er niet één die groter was dan deze Johannes de doper; maar Ik zeg Je ook, dat van nu af aan de kleinste in het Rijk van God groter zal zijn dan hij. (Matth. 11:11)
[16] Maar denk daar wel aan: Sinds de dagen van Johannes de doper tot nu en voortaan heeft het hemelrijk onder geweld te lijden, en die het geweld aandoen, die trekken het tot zich! (Matth. 11:12)
[17] Alle profeten en ook de wet van Mozes hebben voorspellingen gedaan tot aan Johannes. (Matth. 11:13) Hij was de laatste profeet vóór Mij.
[18] Als jullie het wilt aanvaarden dan is nu juist deze Johannes dezelfde als Elia,, die in de toekomst, dat wil zeggen vóór de Messias, nog éénmaal moest komen! (Matth. 11:14) Hij is dan ook gekomen en heeft voor Mij geprofeteerd en heeft Mijn weg voorbereid, zoals jullie het zelf ondervonden hebben. Zeg nu eens, of je nu weet, wie Johannes is!'
«« 144 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.