De geestenwereld.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 152 / 242 »»
[1] Op deze top verbleven wij een dag en een nacht en genoten van veel heerlijke en wonderbare dingen.
[2] Voor Mij waren hier natuurlijk geen wonderbare dingen, omdat de oorsprong van alle talloze verschijnselen en gebeurtenissen in Mij Zelf ligt en liggen moet; maar allen die bij Mij waren, beleefden heerlijke en wonderbare dingen in overvloed.
[3] Ten eerste was daar het verrukkelijke wijde uitzicht, dat gedurende de dag alle ogen voortdurend bezig hield. Ten tweede liet Ik na zonsondergang toe dat het geestelijk oog van de mensen geopend werd, zodat ze in de grote geestenwereld konden zien.
[4] Hoe groot was bij allen de verbazing, dat zij boven de aarde een grote wereld zagen vol met wezens die daar leefden en werkten, en daarbij onafzienbaar uitgestrekte streken en gebieden die er ten dele buitengewoon heerlijk, ten dele ook naar het noorden toe zeer woest en treurig uitzagen.
[5] In stilte gebood Ik echter alle geesten om over Mij te zwijgen.
[6] Veel leerlingen spraken met de geesten over het leven na de dood van het lichaam, en de geesten waren voor hen een overtuigend bewijs van een verder en volkomener leven na de lichamelijke dood, en zij kregen een inzicht in de aard daarvan.
[7] Kisjonah zei ook: 'Nu zijn al mijn wensen vervuld. Bij alles wat ik heb, en bij deze berg die mijn aards bezit is, ik zou de helft van al mijn bezittingen geven als ik nu een paar van de belangrijkste Sadduceeën en Essenen, die niet geloven in een leven na de dood van het lichaam, hier kon hebben! Wat zouden deze wijzen hier hun neus aan de geestenwereld stoten! Zelf was ik eens al helemaal door hun leer gegrepen, maar ik liet deze geleidelijk aan weer los, omdat een toch wel behoorlijk griezelige verschijning van mijn vader mij gelukkig uit de droom hielp.
[8] Het is wel buitengewoon! Men kan nu als gelijken met deze wezens omgaan en praten. Waar ik me wel een beetje over verwonder, is, dat er hier onder de zeer vele geesten, waarvan ik er enige als persoon heel goed herken, geen aartsvader, geen profeet en net zo min een koning te zien is!'
[9] Ik zeg: 'Beste vriend en broeder, ook zij leven in de geestenwereld; maar opdat al die millioenen en millioenen geesten hun niet de een of andere goddelijke verering zullen geven, worden ze op een speciale plaats, die voorportaal der hel heet, afgezonderd gehouden van alle andere geesten, en daar verblijven ze in de algehele verwachting dat Ik hen nu in deze tijd vrij zal maken en ze dan binnen zal voeren in de hemelen van het oorspronkelijke verblijf van Mijn engelen, -hetgeen dan ook weldra zal gebeuren.
[10] Tevens vormen deze geesten van de aartsvaders, profeten en echte koningen een afscherming tussen de werkelijke hel en deze geestenwereld, zodat de hel haar niet verduisteren, verpesten en verleiden kan.
[11] De satan mag weliswaar de natuurlijke wereld ingaan om zich daar van tijd tot tijd uit te leven; maar deze geestenwereld is voor eeuwig voor alle duivels onbereikbaar. Want waar het eigenlijke leven begint, daar kan de dood nooit komen. 'Satan', 'duivel' en 'hel' behoren tot het gericht en dus tot de eigenlijke dood en hebben daarom niets te doen in het rijk des levens. Begrijp je dat wel?'
[12] Kisjonah zegt: 'Heer, zo ver als dat mogelijk is en Uw genade het toelaat, begrijp ik het nu; maar achter dit alles zal zeker nog enorm veel schuilgaan dat ik waarschijnlijk dan pas helemaal bevatten en begrijpen, zal, als ik eenmaal zelf een bewoner van deze altijd meer trieste dan, vriendelijke wereld zal zijn.In het oosten en zuiden ziet deze geestenwereld er echt wel heel mooi en vriendelijk uit; maar in het westen en noorden ziet het er nog veel droeviger en treuriger uit dan op de uitgestrekte vlakte waar eens het grote Babel gestaan heeft. Zo'n aanblik bederft dan ook de lieflijkheid van het oosten en zuiden.'
[13] Ik zeg: 'Je hebt gelijk; het is zoals je gevoel je dat ingeeft. Maar de geesten, die je nu met vele honderdduizenden voor je ziet, zien het verre westen en noorden niet zoals jij het nu ziet; want een geest ziet steeds alleen maar dat, wat met zijn innerlijk overeenstemt.
[14] Omdat noch het westen en nog minder het noorden overeenstemt met hun innerlijk, zien ze het westen niet en het noorden nog minder. Alleen als ze helemaal gelijk worden aan Mijn engelen, dan zullen ze ook alles zo kunnen zien, zoals jij dat nu ziet.'
[15] Kisjonah zegt: 'Heer, het is weliswaar wat vaag, en ik begrijp het nog niet, maar ik denk dat dat voorlopig ook helemaal niet nodig is. Maar omdat U, o Heer, hier nu zo vrijgevig bent met zulke wonderbaarlijke onthullingen, wat zou U er dan van denken om ons naast deze talloze vele geesten ook een paar engelen te laten zien?! Ik heb al veel over de aartsengelen, over de Cherubijnen en Serafijnen, horen vertellen, veel daarover in de Schriften gelezen en ik heb mij daarvan heel verschillende voorstellingen gemaakt die waarschijnlijk zeer onjuist en dus fout waren. U, o Heer, zou mij daarvan wel een juiste voorstelling kunnen geven, als dat Uw heilige wil was!' - Ook de vijf dochters, die de gehele tijd om Mij heen waren, vroegen Mij dat.
[16] Ik zei: 'Ik wil het doen; echter niet vóór het aardse middernachtelijke uur, maar daarná. Onderhoudt je nu met de geesten, maar verraadt niet aan hen dat Ik hier ben; want daar hebben ze vóór de tijd niets aan; want iedere geest moet zijn rijpheid in volle en ongedwongen vrijheid verkrijgen!'
[17] Met deze belofte stelden ze zich tevreden en ze wachtten zeer verlangend tot middernacht voorbij zou zijn.
«« 152 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.