Het scheppingsverhaal van Mozes. (2.3.1852)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 156 / 242 »»
[1] Na deze uitleg, waarvan Kisjonah zei, dat zij een antwoord gaf op al zijn vragen, begon het in het oosten te dagen en een heel frisse ochtendkoelte besloop de spits van onze berg waar we het nog steeds best naar ons zin hadden, en Kisjonah stelde voor dat we zolang af zouden dalen naar de dichtstbij gelegen berghut tot de zon opgegaan zou zijn.
[2] Ik zeg: 'Houd daar over op! De ochtendkoelte op deze hoogte zal niemand schaden, maar sterkt ieders ledematen; bovendien duurt het niet lang, en het is nodig omdat anders een bepaald soort geesten, die hier niet nader te omschrijven is, overdag slecht weer zou brengen als ze nu bij zonsopgang niet door sterke vredesgeesten belemmerd werd om op te stijgen.'
[3] Kisjonah vroeg niet verder, en wij bleven nog tot aan de middag van deze dag op de top van de berg. Maar na de middag daalden we weer af naar de bergboerderij en brachten daar nog een paar dagen door met allerlei besprekingen over de levenstaken van de mens en over de aard van de aarde, de sterren en allerlei andere dingen.
[4] Veel begreep het nog steeds wat somberder deel van de Joden en bij Mij gebleven Farizeeën er niet van, maar toch protesteerden zij niet; want deze Joden en Farizeeën, die zich al op de eerste dag van Mijn bezoek aan Kisjonah aan Mijn kant geschaard hadden, waren werkelijk opgewekte en goedwillende mannen en het waren nuchtere denkers, die al veel van Mij verwachtten en Mijn woord gelijkstelden met dat van God. Daarom kunnen ze niet vergeleken worden met diegenen, die naar Kapérnaum teruggejaagd werden, en ook niet met diegenen, die vanwege het beven van de berg meer dan vier dagen geleden weer naar benepen vluchtten.
[5] Hoewel de bovengenoemde betere Joden en Farizeeën zich nu al strikt hielden aan wat Ik zei, trokken ze vaak hun schouders op bij Mijn verklaringen over het werkelijke ontstaan of liever de graduele schepping van de aarde en alle dingen in en op de aarde, zoals ook die van alle talloze andere hemellichamen, en zeiden bij zichzelf: 'Dat is dan toch wel rechtstreeks tegen Mozes in! Waar blijven dan de zes scheppingsdagen, waar de sabbat waarop God gerust heeft? Wat komt er dan terecht van datgene, wat Mozes zegt over het ontstaan van alles wat nu in z'n totaliteit de hele wereld vormt? Als deze wonderdoener uit Nazareth ons daarover nu een leer geeft die de leer van Mozes helemaal opheft, wat moeten we dan zeggen? Als Mozes echter niet meer geldt, dan gelden daardoor ook alle profeten en uiteindelijk hijzelf ook niet; want als Mozes niets voorstelt, dan stellen ook de profeten niets voor - en de verwachte Messias, die hij eigenlijk zelf is, ook niets!
[6] Maar nauwkeurig beschouwd is zijn leer juist, en de schepping kan eerder zo plaats gevonden hebben als hij het nu uitlegt, dan zoals Mozes dat vertelt.'
[7] Een van hen kwam toen naar Mij toe en zei: 'Heer! Als het zo gebeurd is, wat moeten we dan met Mozes en de profeten aan?'
[8] Ik antwoord: 'Die moeten door jullie in de juiste geest en met verstand ontvangen en begrepen worden!
[9] Mozes geeft bij zijn uitbeelding van de schepping alleen maar beelden, die betrekking hebben op het ontwaken van het eerste godsbegrip bij de aardse mens, en niet op de stoffelijke schepping van de aarde en alle andere werelden.'
«« 156 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.