De luchtreis van Judas Iskariot.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 164 / 242 »»
[1] Judas Iskariot zegt: 'Heer! Dat is een streng gebod! Wie zal zich daar nu helemaal aan kunnen houden?'
[2] Ik zeg: 'God heeft ook het sterven van het lichaam in een onvermijdelijke en onveranderlijke wet vastgelegd, en ondanks al het gejammer van de mensen neemt Hij Zijn heilige woord niet terug! Je kunt daarover praten en redetwisten zoveel je maar wilt, maar aap het eind moet je toch sterven! pas in het hiernamaals zul je beseffen, dat dit sterven heel noodzakelijk voor je was.
[3] Wel, dat geldt voor ieder gebod, dat uit de mond van God komt! Als je het als een wet aanvaardt, dan zal het heel makkelijk voor je zijn om je er aan te houden; maak je echter voor jezelf een andere wet dan die Ik je geef, dan zul je het met Mijn wet moeilijk hebben. Want als twee wetten tegen elkaar indruisen, dan is het houden van beide wetten moeilijk of tenslotte helemaal onmogelijk. Begrijp je dat?
[4] Denk aan wat Ik je zeg! Wees erop bedacht en Iet op dat in de loop van de tijd niet de een of andere tegenstrijdige wet in jezelf, je dood wordt!'
[5] Judas zegt: 'Maar, wat betekent dat nu weer? Uw woorden zijn nog steeds net als het vogelschrift van de Egyptenaren, dat nauwelijks nog door een geleerde gelezen en nog minder begrepen wordt! Wat bedoelt U nu eigenlijk met een tegenstrijdige wet? Hoe kan ik nu mijzelf een wet voorschrijven, als een ander me die geeft? Ik kan mij alleen maar er wel of niet aan houden, en dat is afhankelijk van mijn vrije wil en dat is geen tegenstrijdige wet!'
[6] Ik zeg: 'Volgens Mij kun je, als je doorgaat op deze manier dom te blijven, beter weer naar Bethabara teruggaan; want zo erger je Mij en sta je Me tegen!
[7] Waar komen de wetten vandaan? Soms van een andere plaats dan waar de wil van degene vandaan komt, die de macht en de kracht heeft om wetten te geven en ze te handhaven?! En heeft iedere mens niet de volledige zeggenschap over zich zelf en kan hij niet doen wat hij wil? Als hij de opgelegde wetten wil respecteren, dan zal hij er zeker geen moeite mee hebben om zich daaraan te houden; wil hij dat echter niet, dan is zijn wil een tegenstrijdige wet en dan moet hij zich uiteindelijk de sanctie van de opgelegde wet laten welgevallen.'
[8] Judas trekt weliswaar een zuur gezicht als Ik dit zeg, maar antwoordt toch: ' Ja, nu begrijp ik het en kan ik er mee instemmen. Maar als U zo vaak iets in bedekte termen zegt, dan wordt ik daar angstig en bang van, en dan moet ik maar blijven vragen tot ik het begrijp, vooral als het om een wet gaat, waar menigeen van ons zich beslist wat moeilijk aan zou kunnen houden, en dat geldt ook voor mij, en ik schaam me er niet voor om dat toe te geven. Wat me echter zo opvalt, Heer, is dat als een ander iets aan U vraagt, U hem heel vriendelijk een duidelijk antwoord geeft; maar vraag ik U iets, dan wordt U altijd onvriendelijk, en ik durf haast niets meer, al is het nog zo belangrijk, aan U te vragen.
[9] Neem nou eens die buitengewoon vreemde luchtreis van mij eergisteren. Dat ging zo ongelofelijk snel, dat ik van het aardoppervlak niets anders zag dan een brede razend snel voorbijschietende strook, - en daar begrijp ik nog steeds niets van; ik zou toch zo graag van U horen, hoe dat in z'n werk ging! Want zover ik weet was ik het verste weg, ver achter de overkant van de zee, en te voet zou ik er wel vier of vijf dagen over gedaan hebben.
[10] In een Grieks dorp was ik net klaar met mijn toespraak, maar men wilde niet zo bijzonder graag naar me luisteren, hoewel ik verscheidene van hun zieken heb genezen; dat ergerde mij en ik verliet toen dat domme nest. Toen ik echter moederziel alleen het dorp zo'n duizend pas achter mij gelaten had -want broeder Thomas wilde niet met mij mee naar Griekenland -, stak er een wervelwind op, en voor ik het wist hing ik al hoog in de lucht. Toen joeg een ongelofelijk sterke windvlaag mij in deze richting met die snelheid, die ik al beschreef -zodat ik tijdens de vlucht ook maar niet het geringste kon zien van wat zich op de aardbodem bevond, zelfs de zee zag er uit als een bliksemflits. Als er zich onderweg een rots of iets dergelijks in mijn vliegroute bevonden had, dan zou ik zeker in vele honderdduizenden druppels uiteengespat zijn, zonder dat ik vooraf daarover na had kunnen denken! Het was echter nog verbazingwekkender, o Heer, toen ik na die enerverende luchtreis hier heel zachtjes voor U neergezet werd!
[11] Nu zou ik graag in een paar woorden van U horen, hoe dat allemaal mogelijk was.'
[12] 'Vriend', zeg Ik, 'je weet toch wie Ik ben, waarom vraag je dan, hoe Mij dat mogelijk is, of waardoor dat met jou gebeurde? Zijn bij God dan niet alle dingen mogelijk? Kijk naar de wolken! Wie draagt ze? Je hebt eerder al gehoord, hoe Ik aan allen een verklaring gaf over de aard van de aarde, de maan, de zon en vele andere sterren, die voor het merendeel voor jouw begrip eindeloos grote zonnen zijn.
[13] Wel, de grote en tevens ook loodzware hemellichamen zweven vrij in de eindeloos ver naar alle kanten en in alle richtingen uitgestrekte ether en bewegen zich naar jouw begrippen bijna ongelofelijk snel!
[14] Een vraag is dan: Wie draagt al die tallozen in die vaste orde door de vrije eindeloze ruimte? Een weinig nadenken is al genoeg om te beseffen dat je vraag erg onnozel is! En tevens is hiermee jouw vraag meer dan duidelijk genoeg beantwoord!'
[15] Thomas komt er ook bij staan en zegt: 'Kwam je nu maar eens een keer met een echte vraag bij de Heer! Wij allen, die uitgezonden waren, hebben toch dezelfde luchtreis hierheen gemaakt? Wij weten echter, dat Hij het zo heeft gewild, en daarmee is voor ons de hele luchtreis hierheen meer dan voldoende verklaard, ook al was die erg ongewoon! Als jij beter en waarachtiger geloofde Wat en Wie onze Heer en Meester is, dan zou zo'n vraag nog niet eens in de slechtste en domste droom bij je opkomen!'
[16] Judas zegt: 'Heb je me weer te pakken? Nou, als je daar plezier in hebt, dan mag dat van mij! Deze keer ergert het me tenminste niet, omdat ik zelf wel inzie dat ik de Heer heb lastig gevallen met een zeer domme vraag, -en dat zal ik in het vervolg zeker nooit meer doen.'
[17] Waarop Thomas zegt: 'Dan zullen we ook heel goede vrienden en broeders zijn, en dan zal ik ook niet meer op je vitten!'
[18] Ik zeg: 'Wees nu maar eens rustig; want Kisjonah heeft de maaltijd klaar en we zullen nu ons lichaam eens versterken! Na de maaltijd zien we dan wel wat er nog allemaal te doen is. Het zij zo, en daarbij blijve het!'
«« 164 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.