Het heilige woord, de wereld en de mensen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 168 / 242 »»
[1] Dan komt een Farizeeƫr naar voren en zegt: 'Heer en Meester! Dat is allemaal erg mooi, goed en waar, en er is niets tegen in te brengen. Maar als de mensen alle stoffen, die de aarde hen zo rijkelijk schenkt, niet verzamelen en op de juiste wijze bewerken, dan zal de aarde er spoedig als een woestijn uitzien, en geen enkele cultuur zal er dan nog te vinden zijn. Moeten er geen huizen zijn en allerlei scholen? Als dat verdwijnt, dan valt de mensheid binnen zeer korte tijd in een totaal dierlijke toestand terug. Men kan de wereld toch niet volledig aan de kant zetten zolang men in de materie woont!?'
[2] Ik zeg: 'Uw scholen zijn juist goed genoeg om al het geestelijke in de tere gemoederen van de kinderen te doden, en er zou dus weinig aan verloren gaan als ze helemaal verdwenen; want waarlijk zeg Ik u: Als de wereld uw leraar is, wat voor geestelijks wilt u dan van haar leren?
[3] Wie niet in zijn hart leert over God, die blijft in de nacht van de wereld, en het licht des levens zal eeuwig verre van hem blijven!
[4] Maar wie niet verlicht wordt door het ware licht des levens dat uit God straalt, die is dood, ook al had hij in de wereld alle engelenwijsheid geleerd! Hoe lang heeft hij daar wat aan?
[5] Blijf daarom in Mij, dan zal Ik in u zijn, en de hemelse wijsheid zal uw harten voor eeuwig levend vervullen! Begrijpt u dit?'
[6] Toen de Farizeeƫr deze les uit Mijn mond hoorde, sprak hij heel somber en met een ernstig gezicht: 'O grote, heilige, voor de hand liggende waarheid! Hoe heerlijk, hoe groot ben je! Hoe gelukkig zouden alle mensen op deze aarde kunnen zijn, als ze in die heilige waarheid woonden en hun levenswandel daarnaar richtten! Maar, o Heer, er is een levensgroot maar! Zo lang er nog een stofje van de aarde bestaat, of zolang de mensen deze aarde bewonen zullen, zal er hebzucht, nijd, gierigheid, hoogmoed en de alles bedervende heerszucht onder hen zijn, allemaal zaken uit de basis van de hel; en op die bodem zal deze waarheid, die ongetwijfeld uit de hemel is, toch nooit wortels krijgen en hij zal door al die duizendmaal duizend hellekinderen tot de laatste letter achtervolgd worden! Wat heb je dan aan zo'n hemelse waarheid?!
[7] Als de mensheid voor het grootste deel werd vernietigd, en een nieuwe mensheid op aarde werd gezet en deze vanaf de wieg in deze waarheid werd opgevoed, dan zou je er vruchten van kunnen verwachten waar de hemel wat aan heeft; maar zoals de mensheid nu is, is ze voor de hel nog te slecht, laat staan voor deze waarheden uit de hoogste hemelen!
[8] Mocht u soms van plan zijn om een kleine gemeente te stichten, die in al deze zuivere hemelse wijsheid en waarheid zou moeten leven en groeien, dan zal die toch geheel en al door verscheurende wolven omringd worden, die ook als ze haar geestelijk niets kunnen doen, haar toch onafgebroken lichamelijk zullen verontrusten en beangstigen, en zij zal in haar zuiverheid nooit kunnen uitgroeien; en wie, buiten God, weet hoe na verloop van langere tijd de nakomelingen van de zuivere gemeente er uit zullen zien?!
[9] Mensen zijn en blijven mensen, vandaag engelen, morgen duivels, en dus kun je ook de beste niet vertrouwen!
[10] Jehova voerde toch zichtbaar de kinderen uit Egypte; ze zagen Hem dag en nacht; in de woestijn, waar Hij de wetten gaf, voedde Hij hen op wonderbare wijze gedurende veertig jaar. Het regende er van steeds maar grotere wonderen! En sla de geschiedenis er nu eens op na, werp een blik op onze tegenwoordige levens, godsdienst en andere vriendschapsverhoudingen en kijk dan eens naar de voormalige kinderen Gods, en je vindt niets meer terug van wat ze eens waren!
[11] Daarom zeg ik en daar ben ik vast van overtuigd, zonder ook maar in het geringste op Uw liefde en Uw wijsheid vooruit te willen lopen: Het is eeuwig jammer van Uw wijsheid en zulke daden; want de mensen zijn dat in de eeuwigheid niet waard! Vuur en zwavel van de hemel, ja, dat zijn ze waard, maar nooit in de eeuwigheid zo'n onmetelijke genade! Alleen op deze plaats kan ik dat zeggen; want ik geloof dat er hier geen verrader op ons loert. Maar als we weer beneden zijn dan zwijg ik weer als het graf! Zeg mij, o Heer en Meester, heb ik gelijk? Is het zo of niet?'
[12] Ik antwoord: 'Aards gesproken heb je helemaal gelijk; zo is het en zo wordt het ook. Maar dat alles kan en mag Mij niet ervan weerhouden de hemelse waarheid aan de wereld te verkondigen!
[13] Want om de wereld te oordelen, moet zij vooraf datgene krijgen, waarmee zij zichzelf veroordelen zal en veroordelen moet, namelijk: de hemelse waarheid, die door Mij nu in deze wereld komt en, ook al wordt ze altijd vervolgd, blijven zal.
[14] Uw mening ten opzichte van de slechte wereld is goed en helemaal terecht; maar tussen God en de mensen van deze aarde bestaan heel buitengewone betrekkingen, waarvan niemand iets weet dan alleen de Vader, en degene aan wie Hij het openbaart.
[15] Maar nu praten we er niet meer over! Het wordt al avond, -en het wordt koud op deze hoogte, laten wij daarom naar binnen gaan! Zo zij het!'
«« 168 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.