Op zee. De verwondering.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 193 / 242 »»
[1] Wij voeren echter in een geheel andere richting weg van Jesaïra, en weer moest het gebeuren dat ook wij midden op zee door een storm werden overvallen, bij welke gelegenheid alle leerlingen en allen, die op het schip waren, nogmaals zeer angstig werden, zoals het al een keer eerder was gebeurd, en weer begonnen ze van angst en vrees te roepen dat Ik ze moest helpen omdat anders alles zou vergaan!
[2] En Ik gebood, net als toen, de wind en de zee, waarop ogenblikkelijk een grote windstilte intrad en de zee spiegelglad werd en al het volk op het schip hardop zei: 'Wie is hij, dat wind en zee hem gehoorzamen?!'
[3] Maar Ahab, die niet ingestemd had met deze vraag, zei tegen de leerlingen en verscheidene anderen: 'Vrienden, die vraag en die verwondering was weer echt dom en niet op zijn plaats! Jullie zijn toch al zo lang in Zijn omgeving, en toch verwonder je je nog net zo, alsof dit het eerste teken is dat je ziet gebeuren! Ik ben nog geen hele dag bij jullie, en voor mij is dat allemaal al net zo begrijpelijk, als wat dan ook maar voor een mens begrijpelijk kan zijn! Als Hij namelijk de grote beloofde Messias is, Die volgens David niets meer en niets minder is dan Jehova Zelf in vleselijke gedaante, dan zal het voor Hem toch erg eenvoudig zijn om aan een storm op zee een eind te maken, daar het voor Hem zeker niet moeilijk was de gehele wereld te scheppen! Als dat echter onweerlegbaar zo is en jullie Hem kennen, hoe kunnen jullie dan zo'n vraag en zo'n verwondering in je hart hebben?!'
[4] Een beetje boos door deze aanmerking van Ahab, zegt Judas: 'Vriend, dat we dat en nog veel meer van Hem hebben gezien, is dat dan een reden voor ons om ons over niets meer te verwonderen wat de Heer in ons bijzijn doet?'
[5] 'In geen geval, broeder!', zegt Ahab. 'Maar Ik vind alleen maar dit: Wij moeten ons in alle deemoed van onze harten wel verwonderen dat Hij zoiets in ons bijzijn doet, en ons, hoewel we echt niet zulke waardevolle schepsels zijn, zo waardig acht voor Zijn liefde, wijsheid en macht, dat Hij nu juist zulke daden ten aanschouwe van ons verricht! Ik vind mijzelf tenminste voor de minste nog niet waardig genoeg! Maar als wij weten Wie Hij is, en we verbazen ons dan nog, als Hij die hemel en aarde geschapen heeft iets buitengewoons doet, net alsof een mens dat gedaan had, dan vinden wij de Heer eigenlijk alleen maar een wat buitengewoon mens! En dan vind ik, dat de manier waarop jullie je verbazing hebt getoond na het plotseling verdwijnen van de storm, niet op zijn plaats is!
[6] Zou het dan niet belachelijk zijn, om je nu ook te gaan verwonderen over de zon, over de maan, over alle sterren, over de aarde en over alle wonderbaar georganiseerde en gevormde schepsels, die toch even goed Zijn werken zijn als dat het stillen van deze harde storm op zee Zijn werk is?! Ik meen dat als we ons dan toch willen verwonderen, we dat alleen maar daarover moeten doen, dat de almachtige Onuitsprekelijke god Jehova, vanaf Zijn eeuwige onmeetbare hoogte zo diep is neergedaald naar ons sterfelijke, zeer zwakke mensen. Daarom zou het haast ongelofelijk zijn, als dat, wat nu hier is en volkomen echt gebeurt, al niet sinds Adam, Henoch en door alle profeten tot op de arme Zacharias en diens zoon Johannes toe, geprofeteerd was.
[7] Ik vind het grootste wonder dat, wat door honderden profeten eensluidend geprofeteerd is, nu hier is! Wat nu plaats vindt is niets anders dan een natuurlijk gevolg van de eerste wonderbaarlijke verschijning op deze aarde, namelijk: de geprofeteerde vleselijke verschijning van Jehova!'
[8] Dan zeggen zelfs de twaalf apostelen tegen Mij: 'Heer, waar haalt hij die taal en die zuivere wijsheid vandaan?'
[9] Ik zeg: 'Zijn vlees en bloed zeggen hem dat niet, maar de geest, die al zover in hem is ontwikkeld, dat hij niet ver meer af is van de algehele wedergeboorte van de geest! Maar het is werkelijk geen bijzondere eer voor jullie, dat hij jullie leraar is, in plaats dat jullie dat voor hem zijn; hij heeft echter veel op jullie voor omdat hij de schrift heel goed kent, en Ik heb hem lief zoals Ik jullie lief heb; want er is veel deemoed in zijn hart!'
«« 193 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.