Aardbeven, storm en onweer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 208 / 242 »»
[1] Wij verlaten daarop de heuvel en begeven ons onder de schaduwrijke bomen, Er was een mooie zodenbank onder een wijdvertakte vijgenboom; daar ging Ik zitten en sliep in; en alle anderen in Mijn omgeving, zelfs Maria, gingen ook zitten en vielen in slaap, Alleen Jonaël, Jaïruth en Matthéus zaten aan een tuintafel, waar Matthéus zijn schrijfvellen begon te ordenen en de engel van Jonaël en Jaïruth hem nog op een aantal onvolkomenheden wees,
[2] Tegen de middag bemerkte Baram, die zich intussen met Kisjonah op het schip bevond, dat zich in westelijke richting bijzonder zware onweerswolken boven de horizon begonnen samen te pakken en dat de waterspiegel steeds gladder en gladder werd, wat een zeker teken was dat er heel snel een verschrikkelijk onweer vergezeld door een aardbeving op komst was,
[3] Daarop liet Baram alle etenswaren uit het schip halen en het schip zo vast mogelijk aan de oever vastleggen; en nauwelijks was Baram met dat werk klaar, of men zag de zee al in de verte tot een ongelofelijke hoogte oprijzen!
[4] Toen zei Kisjonah: 'We zullen de Heer en Zijn leerlingen moeten wekken; want als het water zo hoog is, zo hoog als ik nog nooit eerder gezien heb, dan kon de zee wel eens de hele tuin overstromen, en daarbij zouden de slapenden toch meer of minder letsel kunnen oplopen! Het is ook nog mogelijk dat het schip helemaal op de oever geslingerd wordt,'
[5] Baram zegt: ' Ja, vriend, als de Heer dit keer de storm niet aan banden legt, dan zou hij wel eens onnoemelijk veel schade aan kunnen richten! Maar ik vertrouw op de Heer; Hij zal ons beslist niet te gronde laten gaan! En ik geloof, dat zolang Hij rustig slaapt, wij van de komende storm, die in weinige ogenblikken hier zal zijn, weinig of niets te vrezen hebben; maar laten we toch vlug naar Hem toegaan en Hem op de komende storm opmerkzaam maken!'
[6] Vervolgens snellen de twee samen met de scheepsbemanning naar Mij toe en proberen Mij te wekken; maar Ik ontwaak niet, want daar had Ik een goede reden voor, en de engel komt naar hen toe en zegt: 'Laat Hem rusten en wek Hem niet; want Hij slaapt juist vanwege deze noodzakelijke storm! Uit wat er direkt gaat gebeuren zal blijken wat de reden voor deze storm was!'
[7] Kisjonah zegt: 'Maar wat moeten we dan, als de huizenhoge golven van de zee in een razende vloed zelfs over mijn tuin zullen spoelen?!'
[8] De engel zegt: 'Wees over andere dingen bezorgd! Denkt u dan, dat de Heer, hoewel Hij schijnbaar slaapt, niets van deze storm afweet?! Kijk! Zo wil Hij het, en daarom gebeurt het zo! Wees dus kalm!'
[9] Kisjonah vraagt: 'Ken je de reden?' De engel antwoordt: 'Ook als ik het wist, dan mocht ik het u toch niet zeggen voordat de Heer dat wil; vraag dus niets meer en wees kalm, zonder vrees en angst; wat komt zal u allen de ogen openen!
[10] Na deze woorden van de engel, die daarop heel rustig Matthéus hielp zijn vellen op de juiste manier te ordenen~ werd Kisjonah kalm, en Baram zei: 'Ik moet je openlijk bekennen, dat ik, zolang ik leef, nooit een dreigender storm gezien heb dan deze, die nu ieder ogenblik schijnt los te zullen barsten; maar ik heb ook nog nooit onverschilliger en met minder vrees naar een storm als deze gekeken! Kijk daar! Het is bij matige wind nauwelijks nog een kwartier varen vanaf de inham hier, die je ook gemakkelijk binnen die tijd kunt roeien! De storm moet in een paar ogenblikken hier zijn!
[11] Maar let op, die verschrikkelijke golven bewegen in de lengterichting van de zee, zoals ik al zei, een kwartier bulten de inham recht in de richting van Sibarah, en lijken op drijvende bergen die elk ogenblik door duizend bliksems verpletterd worden! En toch is de inham nog zo rustig, dat je moeiteloos zowel de rand van de storm als de oever duidelijk kunt zien, dat is beslist een zeer zeldzaam verschijnsel! Je zult me moeten toegeven: Als je met een heel rustig gemoed daarnaar kunt kijken dan is dat in volle ernst een zeldzaam, uitermate verheven en prachtig gezicht, Maar diegenen, die zich mogelijkerwijs buiten op de hoge zee bevinden, zal het wel anders te moede zijn -dan ons hier aan de spiegelgladde inham.
[12] In het geheel zal het toch nog wel een half uurtje zijn tot aan de afgrijselijk uitziende stormrand, en toch komt het dreun~n van de,donder machtig hierheen gerold! Daar aan de stormrand moet je er beslist doof van worden! Nu voel ik ook een behoorlijke aardschok! Merk jij daar niets van?
[13] Kisjonah zegt: 'O ja, dat wilde ik daarnet reeds aan je duidelijk maken; maar dat mijn inham bij dat alles nog zo zeldzaam rustig blijft, dat is een buitengewoon wonder! Want ik weet maar al te goed, wat voor een heilloos spektakel hier kan ontstaan als het eenmaal begint, Maar het water is binnen en een behoorlijk stuk buiten de inham nog steeds volkomen rustig, Maar let eens op, het beven van de aarde wordt heviger! Als de huizen er maar niet door beschadigd worden! Nu ontdek ik ook al heel merkwaardige kringbewegingen in de inham, en ook buiten de inham begint de springvloed al zichtbaar te worden; het zal nu met lang meer op zich laten wachten! Nu, in de naam van de Heer! Er kan ons niets ergers overkomen, dan dat we ons aardse leven er bij inschieten, en laat dan nu maar gebeuren wat er moet gebeuren; de Heer en Zijn engel zijn toch bij ons! Maar het is een schrikwekkend gezicht! De Heer zij alle zondaren genadig en barmhartig!'
[14] Nu wordt ook de inham onrustig, Harde windstoten gieren door de bomen, en talloze bliksemschichten schieten door de inktzwarte wolken, Met onvoorstelbaar hard gekraak ontladen er zich verscheidene in de inham en veroorzaken daar een heftig naar alle kanten bruisend schuim; maar geen regendruppel valt nog uit de gloeiende wolk. Er slaat een bliksem in de heuvel waar wij de nacht doorgebracht hebben; het oorverdovende gekraak van de bliksem wekt allen uit hun rustige slaap, behalve Mij.
[15] Als de velen, die nu ontwaakt zijn, zo'n onvoorstelbaar geraas en zo'n storm der stormen boven zich zien en helemaal wakker worden door tien bliksems, die gelijktijdig in de oever slaan, komen ze vlug overeind, en de apostelen lopen vlug naar Mij toe en wekken Mij met veel angstgehuil!
[16] En Judas zegt helemaal opgewonden: 'Maar Heer! Hoe kunt U toch slapen in deze storm van de elementen?! De bliksem regent uit de hemel! Wie is hier ook maar een ogenblik veilig voor de dood? Help, Heer, anders wordt de gehele aarde verwoest!'
[17] Ik zeg: 'Ben je al door een bliksem getroffen?' Judas zegt: 'Tot nu toe zo gezien nog niet; maar wat tot nu toe nog niet gebeurde, dat kan met deze storm toch wel heel gemakkelijk gebeuren! Dus praat ik alleen nog maar zo lang ik in leven ben; de volgende bliksem kan mij wel voor altijd het spreken beletten!'
[18] Terwijl Judas dit nog zegt, rolt de vloedgolf met ontzettend gedreun en lawaai de inham in; en omdat de vloed schijnbaar verscheidene vademen hoger is dan onze standplaats in de tuin, beginnen alle leerlingen te schreeuwen, en een paar vluchten zelfs op de dichtstbijzijnde heuvel, waar ze echter snel door de duizenden bliksemflitsen vanaf gedreven worden. 'Heer, help ons, als U kunt en wilt, - anders overleven we het niet!', schreeuwen nu honderden. Alleen Matthéus, Jaïruth, Jonaël en hun engel laten zich niet in de war brengen en zijn bijna met hun werk klaar .
[19] Ditmaal stop Ik de storm voor wat betreft zijn blinde huilen en woeden echter niet, maar Iaat hem zijn gang gaan; alleen mag hij niet de geringste schade veroorzaken!
«« 208 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.