Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 210 / 242 »»
[1] De volgende dag maakten wij, watje zou kunnen noemen, een uitstapje in een dal, dat precies tussen de beide bergketens in lag in de richting van Samaria, door welk dal tevens een hoofdweg naar Damascus liep en van daaruit verder naar alle kleine en grote plaatsen van Midden Azië, hetgeen dan ook de reden was dat de tol van Kisjonah in het plaatsje Kis een van de meest winstgevende van heel Galiléa was.
[2] In dit dal lagen natuurlijk een groot aantal kleine plaatsjes, waar veel Joden en Grieken woonden die voornamelijk handel dreven. Het dichtst bij Kis, ongeveer twee uur lopen het dal in, lag een plaatsje, dat ook Kana heette, waarom men dan ook ter onderscheiding voor Kana in de buurt van Nazareth het achtervoegsel 'in Galiléa' gebruikte; als men alleen 'Kana' zei, dan begreep men daaronder het tweede Kana in het dal, dat al in het gebied van Samaria lag, waarom dan ook in Kis, de grensplaats tussen Galiléa en Samaria, de grote tol aan de grens was.
[3] Dit Kana werd voornamelijk door Grieken bewoond, want op iedere Joodse familie waren er wel vijf Griekse families; de Joden leefden merendeels van akkerbouw en veeteelt, terwijl de Grieken zich alleen met de handel bezighielden.
[4] We bezochten dus dit Kana, en speciaal de daar wonende Joden, waarvan een deel vaak erg bedrogen werd door de slimme en listige Grieken en die, als eigenaars van het land en de grond bijna alleen alle belastingen en andere lasten moesten dragen en daarom ook vaak uit boosheid en droefheid ziek of ziekelijk waren.
[5] Toen wij in Kana kwamen, en zowel Joden als Grieken Kisjonah die zij allen goed kenden, zagen, kwamen ze snel naar hem toegelopen: begroetten hem en vroegen hem geduld met hen te hebben, want zowel Joden als Grieken waren hem grote sommen geld schuldig.
[6] Maar Kisjonah zei: ' Als ik wat van jullie had willen eisen, dan hoefde ik niet zelf hierheen te komen, maar dan zou ik mijn knechten wel gestuurd hebben; ik kom echter om jullie een grote troost te bereiden door wat ik jullie allen hier nu in het openbaar mededeel: Jullie schuld aan mij is meer dan voldoende betaald, want mijn en jullie Heer heeft ze betaald en mij volledig voldaan, en jullie kunnen daarom nu zonder verdere zorgen vrolijk zijn.'
[7] Als de bewoners van Kana dat horen, zijn ze zo uitermate verheugd, dat ze beslist willen weten, wie en waar deze heer is, die hen zo'n grote weldaad en genade heeft bewezen, want ze willen naar hem toe en hem danken en eren!
[8] Terwijl Kisjonah zijn hand op Mijn schouder legt, zegt hij: 'Dit is Hij, buig voor Hem je knie!'
[9] Hierop vallen ze allen voor Mij op hun knieën en aangezichten en roepen: 'Heil aan u, gij volledig onbekende weldoener! Wat voor goeds en vriendelijks hebben wij u dan ooit gedaan, dat u zich over onze grote ellende wilde ontfermen?! En omdat u, een geheelonbekende heer en weldoener, ons een nog nooit gehoorde grote genade hebt bewezen, vragen wij allen wat wij voor u kunnen doen, zodat wij de gelegenheid hebben ons uw genade wat meer waard te tonen dan waartoe we nu als volkomen vreemdelingen voor u, in staat zijn!'
[10] Ik antwoord: 'Wees vanaf heden in alle dingen rechtvaardig; heb God boven alles lief en uw medemensen als li zelf, want het zijn allen uw naasten, of het nu vrienden of vijanden zijn; doe wel aan degenen, die u kwaad doen; zegen, die u vervloeken, en bid voor hen, die u vervolgen, dan zullen jullie als kinderen van de Allerhoogste worden opgenomen. Daaruit bestaat alleen maar de enige echte dank aan Mij voor alles, wat Ik voor jullie gedaan heb. Dat is alles, wat Ik van jullie verlang!'
[11] De Grieken zeggen: 'Heer en vriend! Wij hebben zoveel goden! Welke van die vele goden moeten we dan boven alles liefhebben? Zeus, Apollo, Mercurius of soms een andere van onze twaalf hoofdgoden? Of moeten we zo de god van de Joden liefhebben? Maar de god van de Joden is waarschijnlijk dezelfde als onze Chronos; hoe kunnen we deze buitengewone god boven alles liefhebben?!'
[12] Ik zeg: 'De goden, die jullie Grieken vereren, zijn slechts nutteloos knoeiwerk, door mensenhanden uit de materie gemaakt; en jullie kunnen hen duizenden jaren vragen, aanbidden, vereren en meer dan je eigen leven liefhebben, maar ze zuUen je toch nooit verhoren en iets goeds voor je doen om de heel eenvoudige reden, dat ze in de levende werkelijkheid niets zijn en niet bestaan.
[13] Maar de god der Joden, die de meesten nu ook niet meer in waarheid willen erkennen en die zij in plaats van in geest en waarheid van het hart, hetgeen in diepste wezen de ware liefde is, alleen maar door een zeer besmeurde en dode ceremonie aanbidden en vereren, is echter toch de alleen ware, eeuwige God, die eenmaal de hemel en deze aarde met alles wat daar op, in en onder is, leeft en beweegt, uit Zichzelf geschapen heeft!
[14] Ik ben Zijn eeuwige gezondene en kwam nu naar jullie, om aan jullie en je kinderen dit evangelie te verkondigen!
[15] Daarom moeten jullie deze God boven alles liefhebben en Zijn geboden opvolgen, die heel in het kort hierin bestaan, dat je, zoals Ik daarnet zei, Hem boven alles lief moet hebben en jullie naasten als jezelf!
[16] Daarbij moetje ook geloven dat nu juist deze God, Die Mijn Vader, Mijn eeuwige liefde is, Mij in deze wereld heeft gezonden opdat iedereen die in Mij gelooft, het eeuwige leven in zich zal hebben en zo een kind wordt van de Allerhoogste!
[17] Breng, om het geloven wat gemakkelijker voor jullie te maken, al jullie zieken, dan zal Ik ze allen gezond maken, wat voor ziekte ze ook mogen hebben! Ga daarom en breng ze allen hier!'
[18] Zij verbaasden zich over Mijn toespraak en riepen als uit één mond: 'Deze plaats heeft een grote zegen ontvangen! Hoe machtig en wonderbaarlijk klinken de heilige en ware woorden van onze grote weldoener! Waarlijk, bij zo'n vriendelijkheid en goedheid vind je geen arglist, geen valsheid en geen sluwheid; daarom zullen we ook zonder bezwaar alles doen, wat hij ook maar van ons verlangt! Want hij, die onze vriend werd voor hij ons gezien had, zal dat nog meer voor ons zijn nadat hij met ons gesproken heeft en ons in onze grote nood gezien heeft! Geloofd zij de God van Abraham, Izaak en Jacob, die weer aan ons denkt en zich over ons heeft ontfermd!'
[19] Na deze goede woorden gaan ze allemaal snel naar huis en brengen in aller ijl ongeveer tweehonderd zieken bij Mij.
«« 210 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.