Een les in het geven van onderricht.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 223 / 242 »»
[1] Maar dan komen de leerlingen naar Mij toe en vragen, waarom Ik toch in zulke bedekte termen met de Bethlehemieten heb gesproken.
[2] Ik antwoord: 'Zijn jullie dan nog steeds zo onverstandig, alsof je nog nooit een wijs woord van Mij hebt gehoord?! Zij denken dat Ik n.iets meer ben dan een dokter die begiftigd is met buitengewone geheime vaardigheden, en die met hulp van geheime krachten in de natuur zulke wonderbaarlijke genezingen verricht.
[3] Zij zijn niet onbekend met de sekte der Essenen, die zeer opmerkelijke kennis bezit over de geheime apothekerskunst, waardoor zij menige kwaal kunnen genezen en ook bepaalde verschijnselen te weeg kunnen brengen die door een leek als duidelijke wonderen aangemerkt moeten worden. Als je dit bedenkt, kan er dan uiteindelijk iets anders uitkomen dan dat deze Bethlehemieten mij zonder twijfel alleen maar aanzien voor een Esseen van de vierde, dus hoogste graad, wiens wetenschap zo groot is dat hij de meest verschillende natuurkrachten beheerst en ze naar willekeur kan besturen?!
[4] Als Ik hen echter zonder meer verteld zou hebben, dat Ik als Zoon van de Allerhoogste de beloofde Messias was, dan zouden deze orthodoxe Joden zich bovenmatig zijn gaan ergeren en zouden Mij voor een magiër gehouden hebben die zich het hoogste aanmatigde en die met de satan een verbond had gesloten, en als zo iemand zouden ze Mij ook belasterd hebben, en de genezing van hun hierheen gebrachte zieken zou voor hun de ergste steen des aanstoots geworden zijn! Maar omdat ze Mij nu voor een pure Esseen houden, gaan ze heel gemoedelijk naar huis en loven en prijzen God die de mens zulke geheime kennis en kracht geeft, dat hij de lijdende mensen de zekerste, hoewel wonderbaarlijkste hulp kan geven!
[5] Opdat ze echter thuis bij rustiger en rijper nadenken toch gemakkelijk er achter kunnen komen dat Ik zeker geen Esseen ben, omdat de door Mij aan hen bekend gemaakte principes over het zedelijke en maatschappelijke onderlinge verkeer der mensen rechtstreeks indruisen tegen die van de Essenen, heb Ik hen precies zoveel onderricht gegeven als voor dit bepaalde doel nodig was. Zij zullen thuis Mijn leer mooi en netjes met de leer van de Essenen, die ze wel hebben, vergelijken en na de gevonden schrille contrasten pas echt raar opkijken. Zoals de vijf reeds in jullie bijzijn achterdocht kregen toen ze Mijn woorden hoorden, omdat Mijn leer voor hen, zoals Ik al zei, rechtstreeks indruist tegen die van de Essenen.
[6] Zij zouden wel graag meer aan Mij hebben willen vragen, maar Ik heb ze zo kort mogelijk te woord gestaan, en zij verdwenen en durfden geen verdere vragen meer te stellen; want zij zagen dat Ik volgens Mijn daden wel best een Esseen van de hoogste rang zou kunnen zijn, maar volgens de door Mij aan hen gerichte woorden toch weer niet. Maar terwijl ze onderweg aan niets anders dan aan dit verschijnsel denken, denken ze nu ook: 'Hebben de Essenen soms twee leren, een uiterlijke alleen voor het blinde wereldse volk, en een innerlijke voor zichzelf?' Het kon best zo zijn, dat Ik dus oprecht tegen hen geweest was, en dat Ik, als goede kenner van de schrift, hen zo maar enige zinnen van de innerlijke leer toegeworpen had, en het verdere zoeken aan hen zelf had overgelaten!
[7] Maar één van de vijf meent echter dat er heel wat anders achter Mij steekt dan een Esseen van de hoogste rang. Nu zegt hij tegen de andere vier: 'Ik voor mij vind nu niet di rekt dat hij een Esseen is; want ik heb nog maar pas met een Esseen over al hun leren en gebruiken gesproken, en hij was daarbij erg eerlijk; maar hij wist niets over een tweede geheime leer. Ik houd daarom deze zonderlinge genezer van Nazareth voor een geheel eigen en zover ik weet nog nooit voorgekomen verschijning. Hij is God - of een duivel, hetgeen ik echter wil betwijfelen omdat zijn leer het meest sociale principe behelst dat ik ooit hoorde; een duivel is daarentegen de grootst mogelijke tiran en dus een uitgesproken vijand van alle sociale leer!'
[8] Zie je, onderweg voeren die vijf nu al zulke gesprekken en zij zijn daarin zo verdiept dat ze nauwelijks merken, dat hun voeten zich bewegen en hen verder dragen.
[9] Beste vrienden, als men iets leert, moet men behoedzaam te werk gaan; men moet niet meteen met de deur in huis vallen en net als bij een maaltijd niet alle spijzen in één keer binnen brengen, maar men moet zachtjes het huis ingaan en bescheiden aan een deur kloppen die in het een of andere vertrek voert; en als men een maaltijd serveert, moet men pas dan de tweede gang op tafel zetten als de gasten de eerste reeds genuttigd hebben; anders vindt men je als bezoeker onaardig en brutaal en zul je in het door je bezochte huis weinig of niets kunnen uitrichten, terwijl de gastheer de gasten alle eetlust ontneemt als hij in één keer een massa spijzen van allerlei aard op tafel zou zetten; maar als alles ordelijk gaat, zullen de gasten hun eetlust behouden, en zij zullen tenslotte hun gastheer prijzen omdat hij zo voortreffelijk voor hen gezorgd heeft!
[10] En let op, zo moet men ook te werk gaan bij het lesgeven, als men daarmee iets wil bereiken. - Begrijpen jullie dit nu?'
[11] De leerlingen zeggen: ' Ja Heer, wij begrijpen nu alles, wat U nu zoals altijd zo wijs tegen ons gezegd hebt!'
[12] Ik zeg: 'Nu goed, dan zullen wij nu ook aan het ochtendmaal gaan!'
«« 223 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.