Over wet en genade. Bij Bethabara.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 4 / 242 »»
[1] (Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. Joh. I:17) Zo ziet de wet er uit die aan het eerste leven gegeven moest worden, en dat begon al in het begin bij de eerste mens en in het verdere verloop gaf Mozes deze nog eens door, waarom hij in dit vers ook als vertegenwoordiger van de wet aangehaald wordt. Uit de wet kon echter niemand ooit de echte levensvrijheid verkrijgen, omdat de wet een belemmering en geen aanmoediging van het leven is.
[2] Door een positieve dwang van de onwrikbare wil van de bron van alle macht werden de eerste scheppingsideeën in een afgezonderd, op zelfstandigheid lijkend bestaan gesitueerd; de afscheiding en het vormen van het door ruimte en tijd beperkte bestaan werden vervolgens aan onveranderlijke wetten ondergeschikt gemaakt.
[3] Het wezen, de mens, was, hoewel oorspronkelijk op een bepaalde manier de godheid zelf, of wel: het diepste wezen van God Zelf, nu gescheiden van zijn diepste grond, die het nog wel kende, maar daarbij door onwrikbare wetten in een beperkte vorm gebonden en gehouden. Die toestand beviel het op deze manier vastgelegde wezen niet, en zijn hoogheidsgevoel kwam geweldig in opstand tegen zijn gedwongen beperking en buitensluiting.
[4] Omdat tijdens de allereerste opeenvolging van wezens het gevecht steeds heftiger werd, moest de grote grondwet verscherpt worden en de wezens moesten opgenomen worden in een tijdelijk vast oordeel. Dat gebeurde door de vorming van stoffelijke vaste hemellichamen en de daardoor ontstane grotere deling van de oorspronkelijke wezens.
[5] In de tweede vorm van de wezens verschijnt dan de mens met een vleselijk lichaam, staande op de bodem van het resultaat van zijn eerste veroordeling. Ondanks dat hij nu op drievoudige wijze was gescheiden van zijn diepste grond, herkende hij deze in zich zelf toch al weer gauw, en werd trots, hoogmoedig en ongehoorzaam aan een niet zo strenge wet, die niets dwingend voorschreef, maar alleen aangaf wat wenselijk was.
[6] Omdat de mens zich niets aantrok van wat hem als wenselijk aangegeven was, werden hem zwaardere verplichtingen opgelegd, voorzien van geweldige sancties, die bij niet nakomen van de verplichtingen, prompt werden uitgevoerd (denk aan de zondvloed en nog meer van dergelijke zaken!).
[7] Na deze tuchtiging kwam God in de vorm van Melchizedek naar de aarde en leidde de mensen; maar die begonnen al snel weer te vechten en moesten door nieuwe wetten worden gebonden en op zodanige wijze tot de orde worden geroepen, dat hen alleen een machinale beweging overbleef, die zich verzette tegen bijna al hun neigingen.
[8] Door de wet werd dus een grote kloof gemaakt, waarover geen geest en geen wezen meer kon springen. Daardoor werd ook het uitzicht op, en het innerlijke bewustzijn van een eeuwig voortduren van het innerlijke, op deze manier erg beperkte leven, zeer twijfelachtig.
[9] Tijdens deze beperking verschijnt dan de goddelijke oerbron in Zijn eigen diepste volheid en wel in de persoon van Christus.
[10] Op dit moment komt Gods gunst dus terug, neemt alle zwakheden des levens van de mensen op zich en geeft hen daarvoor een nieuw teken van Zijn gunst, een nieuw leven vol van het ware licht; en daarmee en door Zich Zelf toont Hij hen de juiste weg, die zij moeten gaan, en het werkelijke doel van hun bestaan.
[11] (Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot de4s Vaders is, Die heeft ons over Hem verteld. Joh. 1:18) Eerst nu kregen zij, die Hem herkenden, een echt Godsbegrip en zij konden nu voor de eerste maal God, Die door geen wezen daarvoor ooit gezien kon worden, in Zijn volheid naast zich en buiten zichzelf zien en herkennen, en zij konden nu door Hem ook zichzelf en de eigen geheel vrije levensbestemming zien en herkennen.
[12] En daarmee is ook de onoverbrugbare kloof, die door de wet geschapen was, weer weggenomen en ieder mens kan nu, wanneer hij dat wil, het juk van de wet afwerpen als hij zijn oude mens inruilt voor de nieuwe mens uit Christus. Daarom wordt ook gezegd, dat men de oude mens moet afleggen en de nieuwe aannemen, ofwel: die het oude leven lief heeft, die zal het verliezen; die het wegdoet, die zal het als een nieuw behouden. Dat is de verkondiging uit de schoot van de Vader en het levende evangelie van God.
[13] De uitdrukking echter die zegt: 'Hij die in des Vaders schoot is' betekent zoveel als: De diepste wijsheid van God ofhet eigenlijke innerlijke wezen van God bevindt zich in de liefde, zoals het licht thuis hoort in de warmte, en zoals uit de liefde een machtige warmte ontstaat en ontspringt en deze na enige tijd om zich heen ook warmte opwekt en deze warmte altijd weer licht opwekt. Zo ontstaat ook uit de liefde, die gelijk is aan de Vader en eigenlijk de Vader Zelf is, het licht van de goddelijke wijsheid, hetgeen gelijk is aan de Zoon, ofwel de eigenlijke Zoon Zelf is, die echter niet uit Twee bestaat, maar volledig Een is met diegene, die Vader heet. Het is te vergelijken met de manier waarop licht en warmte of warmte en licht één zijn, omdat de warmte voortdurend licht en het licht voortdurend warmte geeft.
«« 4 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.