Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 47 / 242 »»
[1] Inmiddels komen wij bij het huis van Irhaël en Joram aan, waar alles al net als de dag ervoor, maar nu veel rijkelijker, voor het avondmaal voorbereid is. In de hal van het huis willen nu veel mensen uit Sichar, die op de berg waren, afscheid nemen, maar een aantal witgeklede jongemannen nodigt hen direct al uit voor het avondmaal.
[2] De opperpriester, die bijzonder verwonderd is over het grote aantal schone jongemannen en vooral over hun grote minzaamheid, vriendelijkheid en menselijkheid, komt dadelijk naar Mij toe en vraagt nu vol deemoed: 'Heer vertel mij toch alstublieft, wie zijn deze heerlijke jongemannen? Er is er beslist niet één ouder dan zestien, en toch verraden ze met ieder woord en iedere beweging, dat ze buitengewoon beschaafd zijn! Zeg mij toch, waar ze dan wel vandaan zijn gekomen en tot welke school ze behoren! Wat hebben ze een mooi figuur en wat zien ze er goed doorvoed uit. Hun stem klinkt zo prettig en zo echt hartverkwikkend! Daarom Heer, zeg, toe zeg het mij, wie zijn deze jongemannen en waar komen ze vandaan!'
[3] Ik zeg: 'Heb je dan nooit gehoord, dat er al van ouds her wordt gezegd: 'ledere heer heeft zijn dienaren en knechten!' Jij noemt Mij nu Heer, en dan is het dus passend, als ook Ik Mijn dienaren en knechten heb! Dat ze zeer beschaafd zijn getuigt ervan, dat hun Heer een wijze en liefdevolle heer moet zijn. De wereldse heren zijn harde en liefdeloze mensen en dus zijn hun dienaren net eender. Maar de Heer, Die een hemelse Heer is, en nu naar de aarde in de harde mensenwereld kwam, Die heeft Zijn dienaren ook vanwaar Hij gekomen is, en de dienaren lijken op Hem, omdat ze niet alleen Zijn dienaren, maar ook kinderen van Zijn wijsheid en liefde zijn. Heb je Mij goed begrepen?'
[4] De opperpriester zegt: 'Ja Heer, voor zover men tenminste Uw zeer gedenkwaardige beeldspraak kan begrijpen. Er is weliswaar nog veel te vragen om deze zaak geheel te verstaan, maar dat laat ik voor dit moment achterwege en ik hoop, dat daarvoor vandaag nog ruim gelegenheid zal komen.'
[5] Ik zeg: 'O zeker! Laten we nu echter aan het avondmaal gaan, want alles staat klaar!'
[6] Al het volk dat geloofde, at mee; slechts een nog ongelovig deel ging naar huis, want dat dacht, dat het een valstrik was. Dat kwam, omdat het merendeels geïmmigreerde Galileeërs waren, waaronder velen uit Nazareth, die Mij kenden en ook Mijn leerlingen, die ze vaak op de vismarkt hadden gezien. Zij zeiden ook tegen de inheemse Samaritanen: 'Wij kennen hem en zijn leerlingen; hij is timmerman van beroep en zijn leerlingen zijn vissers. Hij was bij de Essenen in de leer, en die zijn goed bedreven in allerlei kunsten, in de heelkunde en in buitengewone toverij. Dat heeft hij daar geleerd, en nu oefent hij zijn perfect geleerde kunst uit om de Essenen een grote aanhang en veel inkomen te verschaffen. Deze jongemannen zijn verklede en door dezelfde Essenen in de Kaukasus gekochte en welopgevoede meisjes; die konden wel eens de grootste aantrekkingskracht uitoefenen! Wij laten ons echter niet zo gemakkelijk verlokken, want we weten dat met de God van Abraham, Isaäk en Jacob volstrekt niet te spotten is. Maar voor de Essenen, die zo ongeveer van mening zijn dat hun voorvaderen de wereld geschapen hebben, is het gemakkelijk te spotten met wat voor hen niet bestaat. Zolang wij aan een God van Abraham, Isaäk en Jacob geloven, hebben we die Esseense goocheltrucs niet nodig; en mocht het zijn, dat we ooit ons geloof verliezen, dan zullen de Essenen met hun slimme afgezanten zeker niet in staat zijn om dat te vervangen, maar dan zouden ze maken dat we pure Sadduceeën werden, die in geen opstanding en eeuwig leven geloven. Daarvoor behoede ons Jehova!' Met zulke opmerkingen gaan ze naar huis terug.
[7] Ik en een groot deel van die ons gevolgd zijn, voornamelijk Samaritanen, zetten ons aan de maaltijd en laten ons na gedane arbeid goed verzorgen en laten ons bedienen door de engelen; want Ik werkte ook daar in een woestijn en er staat geschreven: 'Toen de satan zich terug moest trekken, kwamen de engelen tot Hem en dienden Hem.'
«« 47 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.