De belastering van de dochters van Jonaël.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 52 / 242 »»
[1] De opperpriester ging staan en vroeg Mij, zeggende: 'Heer, nu U ons toch de grote eer bewijst om ook gedurende deze dag bij ons te blijven, heeft U dan zin om, samen met mij, Uw leerlingen en alle anderen die in U geloven, de drie dichtbij gelegen dorpjes te bezoeken? Misschien zijn daar ook nog mensen, die in U zullen geloven, als zij U zien en horen.'
[2] Ik zeg: 'Niet voor hen, maar wel voor jou! Jij verheugt je erop en Ik doe je graag dit plezier. Maar je hebt toch ook vrouwen kinderen, wil je die ook niet aan Mij voorstellen? Waar zijn ze en hoeveel zijn het er?'
[3] De opperpriester zegt een beetje verlegen: 'Heer, ik heb een lieve vrouw, die net als ik al enigszins op leeftijd is, en ik heb ook zeven kinderen, maar tot mijn spijt zijn het alleen meisjes van twaalf tot een en twintig jaar. Zoals U weet strekt het een Israëliet nu juist niet tot eer als hij geen mannelijke nakomelingen heeft, daarom - Heer, heb geduld met mijn zwakheid! - durfde ik niet met al die vrouwen in de openbaarheid te komen!
[4] Als U er echter prijs op stelt, o Heer, dan zou ik U willen vragen ook langs mijn huis te gaan, waar ik U dan mijn vrouwvolk voor kan stellen. Maar ze hierheen laten komen komt niet zo goed uit, want ziet U, ik heb weliswaar overal voldoende van en ik kan met mijn familie hier redelijk leven, maar onze kleding is wat armelijk. Voor in huis en voor de huiselijke bezigheden is het voldoende, maar om in een gezelschap, zoals dit hier te verschijnen, zien ze er als familie van de opperpriester veel te armelijk uit! En daarom is het in ieder opzicht beter, denk ik, als ze netjes thuis blijven, waar ze niet bloot staan aan de bespotting van de wereld en geen voedsel vinden voor hun aangeboren ijdelheid. En het is voor hen ook goed om zo min mogelijk met de wereld in aanraking te komen, want de wereld is en blijft altijd slecht!'
[5] Ik zeg: 'Ik zal doen wat je wenst, maar dan moet je ze allemaal met ons mee laten gaan! Er zal voor wat betere kleding gezorgd worden, zodat ze goed genoeg in onze kring passen! Dat je ze zoveel mogelijk van de wereld afleidt is heel goed en wijs van je, maar bij ons toch zeker niet wereldse gezelschap zouden ze, zoals ze waren, best gepast hebben.
[6] Kijk naar Maria, de moeder van Mijn lichaam! Ze heeft schone witte kleding aan en draagt daarover een heel gewone blauwe schort, en ze is goed genoeg gekleed! Haar hoofd is meestal bedekt met een vierkante doek tegen de zon, net zoals bij alle vrouwen, die Mij uit Galiléa en Judéa gevolgd zijn, en zo passen ze bijzonder goed bij ons gezelschap. Maar dat geeft verder niet,jouw vrouw en je zeven dochters zullen vandaag ook in ons gezelschap zijn!'
[7] Een van de. Samaritanen zegt: 'Dat is nu wel allemaal goed en best, en ik weet er zelf niets van, maar wat ik van verschillende mensen uit deze omgeving gehoord heb, dat wil ik nu toch zeggen, - dan kunnen jullie er mee doen wat je wilt. Er wordt echter verteld, dat de vier oudste dochters iedere keer dat de opperpriester niet thuis was, 's nachts op straat gezien zijn en vanwege hun schoonheid geld aannamen van wellustige knechten, en zich door hen lieten gebruiken! Dat wordt gefluisterd. Ik weet daar verder niets van! Maar ik meen echter, dat als deze nieuwe leer door het nog zeer grote aantalongelovigen in deze plaats aangenomen zou moeten worden, het vanwege het dwaze gepeupel aanbeveling zou verdienen, tenminste de vier oudsten niet in het gezelschap op te nemen! Want broeder Jonaël weet hoe spitsvondig en buitengewoon dwaas en ongelovig ons volk is. Als ze zoiets zien en horen, kan zelfs Jehova niets meer met zo'n volk beginnen! Ik geef deze raad alleen maar in verband met het feit, dat ons volk zo te keer kan gaan en opdat de goede zaak niet geschaad wordt, je hoeft je er echter niets van aan te trekken als je dat niet wilt!'
[8] De opperpriester wordt hierop erg treurig en zegt: 'Heer! Als ik ook maar een beetje onverschilliger en nalatiger zou zijn geweest bij de opvoeding van mijn dochters, dan zou het mij niet raken zoiets te horen, maar ik weet, dat bij mijn dochters niets verzuimd werd om ze geestelijk en verstandelijk te ontwikkelen en ik durf er de heiligste eed op te zweren, dat ieder van mijn dochters nog zo rein is als een bloem op de berg van Jehova! Wat is dan de reden voor deze schandelijke laster?!'
[9] Ik zeg: 'Beste broeder Jonaël, maak je daar maar niet druk over! Als je dochters voor Mij rein zijn, dan is dat voor jou meer dan voldoende! Want de wereld is nu eenmaal geheel van de duivel en daardoor door en door slecht! Heb je ooit gehoord, dat men druiven van dorens en vijgen van distels geoogst heeft?! Ik wist al lang van deze zaak af en heb dat ook op de berg bij de vergelijking van de splinter in het oog van de naaste duidelijk aangegeven! En kijk, dit beeld maakte, dat er toen veel van de berg afgingen, want ze merkten dat Ik hen bedoelde.
[10] Ik zeg je echter: Nu gaan je dochters zeker met ons mee, en Ik zal in hun midden gaan! Want wat des duivels is, dat zal ook des duivels blijven, als het zich niet wil laten bekeren! Nu gaan we echter meteen op stap! Ik heb je vrouwen je kinderen al op de hoogte gebracht, ze zullen ons verwachten.'
«« 52 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.