Naar Galilea. De zonsverduistering.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 84 / 242 »»
[1] Wij vervolgen onze weg, komen tegen het opgaan van de zon bij de grens van het land der Samaritanen en betreden dan het land der Galileeërs, waar wij op een onbeboste helling, op een mooi begroeid grasveld, een nodige rustpauze inlassen.
[2] Iedereen is vol van het heerlijke uitzicht en de schrijver Matthéus zegt: 'Heer als de mensen in al hun doen en laten doordrongen waren van Uw leer, dan zou een land als dit werkelijk mooi genoeg zijn om als hemel voor de mensen te worden aangemerkt! Maar als ik bedenk dat de mensen voor het grootste deel nog erger zijn dan de verscheurendste en bloeddorstigste beesten, dan zou ik hier juist God de Heer een verwijt maken, omdat Hij deze aarde zo heerlijk gevormd heeft voor zulk slecht volk!'
[3] Ik zeg: 'Het verwijt treft dus eigenlijk Mij, want de Vader en Ik zijn Eén! Want de wijsheid van de eeuwige Zoon, die van oorsprong de wijsheid van de Vader is, maakte het grote scheppingsplan en de liefde des Vaders voegde daaraan het grote 'Wordt' toe, en zo werden deze aarde, zon, maan en sterren geschapen!
[4] Maar ook de mensen, die deze aarde bewonen, zijn door Mij geschapen en die zullen en moeten nu worden herschapen!
[5] Als de verhoudingen nu zo liggen, hoe kun je dan Mij een verwijt maken? En -daarbij is deze aarde helemaal niet zo mooi als jij meent; al die landschappen, die je hier ziet, lijken alleen maar op een zekere afstand liefelijk. Ga er maar eens heen, en je zult weinig of ook wel helemaal niets moois of bekoorlijks aan of in deze landschappen vinden, behalve hier en daar een boom of zelfs een door mensenhanden aangelegde tuin en daarin misschien een paleis van een rijk mens! Blijf je die dingen dan ook nog schoon en heerlijk vinden?
[6] Kijk eens omhoog naar de zon; daar zijn andere landschappen! Een woestijn daar is heerlijker dan een paradijs hier! Want als de landstreken der aarde er alleen maar door het licht van de zon mooi, heerlijk en vriendelijk uitzien, omdat de aarde zonder het licht van de zon een tranendal en een dal vol verschrikkingen zou zijn, hoeveel heerlijker moeten de landstreken van de zon zelf dan zijn, als je bedenkt dat de aarde haar doffe schijn ontleent aan de glans en pracht van de zon!'
[7] Matthéus zegt: 'Heer, wat zegt U? Is de zon ook een heel grote wereld, en is een woestijn daar al onuitsprekelijk heerlijker dan hier een paradijs?! Kijk toch eens naar de grote aarde en zet daar de onbeduidende glanzende schijf van de zon eens tegenover! Hoeveel keer zou die wel op deze, vlakte kunnen staan die we hier nu overzien en die zeker een heel klem deel van de hele aarde is, en hoeveel maal zou die dan wel in de hele aarde kunnen passen?!'
[8] Ik zeg: 'Kijk, dat zit zo: Als Ik over aardse zaken met jullie spreek, dan begrijp je ze niet; hoe kun je Me dan begrijpen als Ik met jullie over hemelse dingen spreek?! -Kijk en probeer het te begrijpen!
[9] Daar naar het zuiden staat een ceder aan de verste rand van de bergenrij; vergelijk diens kleine schijnbare hoogte met de hoogte van een pol gras hier, die maar net een handbreedte hoog is, en je zult zien dat deze graspol, als je haar voor je gezicht houdt, schijnbaar vele malen hoger in de lucht oprijst dan die verre ceder, die in werkelijkheid verscheidene honderden malen hoger is dan deze graspol! En Iet op, dat komt door de afstand! Als je goed lopen kunt, dan bereik je die ceder binnen tien uur. Zoveel invloed hebben die tien uur op de indruk die je oog daarvan krijgt!
[10] Denk je nu eens de afstand van de zon tot deze aarde in! Gesteld dat een vogel ten tijde van Adam zo snel mogelijk naar de zon was gaan vliegen, dan was die daar nu nog niet, maar moest nog ettelijke jaren vliegen! Als je dit begrijpen kunt, dan begrijp je ook hoe het komt dat de meer dan duizend maal duizend keer grotere zon je hier op deze aarde zo klein voorkomt!'
[11] Matthéus, geheel buiten zichzelf over die afstand en grootte, zegt: '0 Heer, als dat zo is, hoe kunt U dan vanaf deze aarde zo'n wereld besturen en onderhouden?!'
[12] Ik zeg: 'Ja kijk, hoe onmogelijk het je ook toeschijnt, voor Mij is dat -maar dat moet je voorlopig onder ons houden -heel erg makkelijk uitvoerbaar! Op dit moment kun je dat nog niet begrijpen, maar er komt nog wel een tijd, dat je dat allemaal zult inzien.
[13] Om je echter te tonen dat Ik, door de macht van de Vader in Mij, ook op dit ogenblik tot aan de zon kan reiken, zal Ik je dat demonstreren! Ik zal de zon nu gedurende een paar ogenblikken bedekken, zodat niemand op de aarde haar zal zien, en dan zal het jou daardoor duidelijk worden, dat Ik ook vanaf deze aarde naar de zon kan reiken!'
[14] Matthéus zegt: 'O Heer, doe dat toch niet; want dan zullen de mensen verstijven van angst!' - Ik zeg: 'Maak je maar over andere dingen bezorgd! De mensen zullen denken, dat het een gewone zonsverduistering is, die echt wel vaker voorkomt, - en in een paar ogenblikken hebben ze de zon terug. Let nu op!' -Matthéus zegt een beetje angstig: 'Heer, moeten alle hier aanwezigen daarop niet opmerkzaam gemaakt worden?' Ik zeg: 'Laat ze maar slapen en uitrusten! Het is voldoende dat jij alleen dit meemaakt; want een schrijver moet meer weten dan degenen, die voorlopig niet bestemd zijn om te schrijven! -Let nu op, Ik zeg nu: Zon, verberg je aangezicht gedurende zeven tellen voor de hele aarde!' - Op datzelfde ogenblik wordt het stikdonker; alleen een paar eerste sterren zijn zwak zichtbaar.
[15] Matthéus beeft van angst en zegt: 'Heer, Almachtige! Wie kan er naast U bestaan, als Uw goddelijke arm in één ogenblik zo eindeloos ver reikt?!' -Nauwelijks heeft Matthéus deze paar woorden uitgesproken, of de zon schijnt alweer in haar volle glans, en Mijn Matthéus ademt weer vrijer, -kan echter van verbazing geen woord meer uitbrengen. Pas na geruime tijd krijgt hij een beetje moed en zegt: 'Nee Heer, dat begrijp ik niet! Uw macht moet oneindig zijn! Maar bespaar ons, o Heer, in de toekomst zulke verschrikkelijke bewijzen van Uw almacht; want daarbij zou al gauw iedereen wegteren en te gronde gaan!'
[16] Ik zeg: 'Maak je daar maar niet druk om! Is er dan nu al iemand die het niet overleefd heeft?! Een beetje angst doet de stoffelijke mens nooit kwaad. Wek nu echter de slapenden! Want we zullen nu dadelijk verder gaan! Maar vertel jij ook maar in de vaagste termen beslist aan niemand iets over dit gezicht en dit teken! -Daarop wekte Matthéus de slapenden, en wij begonnen aan het vervolg van de reis, die van nu aan sterk bergaf ging en daarom ook sneller dan eerst verliep, toen we berg opgingen.
«« 84 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.