Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 92 / 242 »»
[1] Matthéus kwam op de dag, volgende op die waarop Ik de zoon van de vorstelijke persoon uit Kapérnaum in Kana genezen had, gereed met het schrijven van zijn verzen. Toen hij het Mij liet lezen, prees Ik hem, want het was beknopt en beschreef alles heel goed. Nadat hij echter zijn schrijfmateriaal ingepakt had, kwam hij weer bij Mij terug om te vragen hoeveel schrijfmateriaal hij in Kapérnaum nodig zou hebben; want voorlopig had hij maar vier vellen niet mee ingepakt ten behoeve van het gebruik in Kapérnaum. Maar als Ik dacht dat hij misschien meer vellen nodig zou hebben, dan kon hij die hier beter uit het pak halen, dan in Kapérnaum!
[2] Ik zeg: 'Die vier zijn genoeg, maar Ik moet je nu toch op een foutje in het ordenen van je eigendommen wijzen. Het is eigenlijk niet zo belangrijk, maar omdat Ik meen dat alles nu eenmaal in een zekere orde moet gebeuren, vind Ik het niet zo slim van je dat je eerst je pak met schrijfmateriaal dicht bindt en dan aan Mij komt vragen hoeveel vellen Ik denk dat je nodig zult hebben. Als Ik nu eens gezegd had: ' Je hebt in Kapérnaum vijf vellen nodig!', dan zou je nu vanwege dat ene vel je hele pak weer los moeten maken, en dat zou je onnodig veel moeite bezorgd hebben. Maar, aangespoord door Mijn geheime beïnvloeding, heb je precies het juiste aantal buiten het pak gehouden, en je daardoor de moeite bespaard het pak weer open te moeten maken. Zoals Ik je echter al zei, het is niet zo belangrijk, maar overal vind je terug dat ordelijkheid veel nut heeft, ook al schijnt het nog zo onbelangrijk.
[3] Stel, dat iemand 's morgens, 's middags of 's avonds zich wast en daarbij eerst zijn gezicht wast en vervolgens pas zijn handen, dan zal door zijn nog vuile handen zijn gezicht niet zo snel schoon worden; wast hij echter eerst zijn handen, dan zal ook zijn gezicht, omdat het dan met schone handen gewreven wordt, snel en gemakkelijk schoon worden.
[4] Een mens had eens een stenige akker, waar hij met veel moeite en ijver de stenen uit verwijderde; hij hield daarbij wel de volgende goede orde aan: Eerst verzamelde hij de grootste stenen uit de akker en legde deze buiten de akker in de vorm van een regelmatige, rechthoekige hoop. Daarna verzamelde hij de minder grote en legde deze op een tweede eveneens rechthoekige hoop. En zo deed hij vervolgens met de overige, natuurlijk steeds kleinere stukken steen en hij produceerde zo tien steenhopen, die per hoop even grote stenen bevatten.
[5] Daarop zeiden de mensen op de naburige akkers, die dat zagen en hun akkers niet op die manier vrij van stenen maakten, maar de stenen groot en klein op heel rommelige hopen bij elkaar gooiden: 'Kijk eens wat een dwaas, hij maakt er een spelletje van!'
[6] Niet lang daarna kwam er een bouwmeester langs de weg waaraan deze akker lag, en deze man zocht stenen voor een bouwwerk. Toen hij de tien geordende hopen zag, stapte hij daar op af en kocht ze allemaal voor veertig zilvergroschen van de door zijn buren voor dwaas verklaarde man; want de bouwmeester kon die stenen, omdat ze gesorteerd waren, meteen gebruiken. Toen de buren dat gewaar werden, kwamen ze daar ook op af en zeiden: 'Heer, waarom kwam u toch niet naar ons? Kijk toch zelf eens, we hebben net zulke stenen en U zou ze van ons veel goedkoper hebben kunnen kopen!' De bouwmeester antwoordt echter: 'Die stenen van jullie zou ik eerst moeten sorteren, en dat kost me veel arbeid, tijd en moeite; maar deze zijn al gesorteerd, en daarom betaal ik hier liever wat meer voor, dan dat ik die van jullie voor niets zou krijgen! Nu begonnen de buren weliswaar ook hun steenhopen te ordenen, maar het was te laat! Want de bouwmeester had genoeg aan de stenen, die hij van de eerste man gekocht had, en de buren hadden zich voor niets ingespannen!
[7] Wees daarom altijd en in alles zo ordelijk mogelijk! Als iemand ergens geld voor wil besteden, dan zal hij zich zeker het eerst daar oriënteren, waar de meeste orde heerst! Achteraf orde op zaken stellen is vaak erg nutteloos! Begrijp je dit voorbeeld?'
[8] Matthéus zegt: 'O Heer, hoe zou ik dat nu niet kunnen begrijpen! Dat is toch zo helder en duidelijk als de zon midden op de dag!'
[9] 'Alleen wilde ik nog graag van U weten, hoe U kon weten dat ik juist maar vier vellen zal gebruiken in Kapérnaum! Want de goddelijke alwetendheid is me nog altijd een heel groot raadsel! Soms weet U, zonder iemand daarnaar te vragen, alles en houdt daar met Uw doen en laten rekening mee; andere keren stelt U, net als wij, vragen en doet U alsof U niet weet wat er gebeurd is of nog gebeuren zal! Hoe komt dat? Ik vraag U, Heer, geef me daarover eens een klein beetje uitleg!'
[10] 'Vriend!', antwoord Ik, 'dat zou Ik je best uit willen leggen, maar je zou het niet begrijpen; daarom zal Ik dat dan ook niet doen! Het zal echter niet zo lang duren voordat het moment komt, datje die geheimen moeiteloos in je opnemen kunt en ze dan ook goed begrijpt.
[11] Op dit ogenblik wil Ik je al wel zeggen, dat God ter wille van de vrije wil van de mensen, wel alles kán weten wat Hij wil, maar als het de mens in zijn vrijheid van handelen zou belemmeren, dan wil Hij het niet weten, en dan weet Hij het ook niet! Is dat duidelijk?!
[12] Matthéus zegt: 'Heer, in dat geval is het wel erg riskant om als mens op deze aarde te leven! leder mens met een beetje ontwikkeling kent toch de talloze vijanden, die met alle mogelijke kwade zaken de mensheid belagen en daarmee voor de ondergang van de mens zorgen?! Als U dat zonder dat te willen weten zo maar langs U heen laat gaan, dan komt er een moment dat het er met het zieleheil heel slecht voor zal staan!'
[13] Ik zeg: 'Zo erg wordt het nu ook weer niet! Want ten eerste leef je uit het geloof en de liefde; en ten tweede heeft iedere mens de vrijheid, om zich op ieder moment tot God te richten en Hem om hulp te smeken, en God zal Zijn aangezicht tot de smekende wenden en zal hem uit elke nood helpen!
[14] Behalve dat heeft iedere mens toch al een onzichtbare beschermgeest meegekregen, die de mens vanaf de geboorte tot aan het graf begeleiden moet! Zo'n beschermgeest beïnvloedt altijd het geweten van de mens, maar zal de aan hem toevertrouwde mens steeds meer aan zijn lot overlaten, als deze, geleid door zijn eigenliefde, al het geloof en al de liefde tot de naaste vrijwillig laat varen.
[15] De mens op deze aarde is dus volstrekt niet zo verlaten als jij je dat voorstelt; want het hangt allemaal van zijn vrije willen en handelen af, of hij door God beschermd en begeleid wil zijn of niet! Als de mens het wil, dan zal God het ook willen; wil de mens het echter niet, dan laat God hem helemaal vrij, en God bekommert zich ook verder niet om hem, behalve voor datgene, wat hem volgens de algemene natuurlijke ordening toekomt, zoals het natuurlijke leven en alles, wat als voorwaarde daarvoor nodig is. Maar verder bemoeit God Zich niet met de mens, en mag Hij Zich vanwege zijn onaantastbare vrijheid niet met hem bemoeien! Alleen als de mens God uit de vrije wil van het hart zoekt, en Hem vraagt, dan zal God dit vragen en zoeken direct beantwoorden, tenminste als het de mens helemaal ernst is.
[16] Zoekt en vraagt de mens echter alleen maar bij wijze van proef en om zich ervan te overtuigen of er wel iets waar is van God en Zijn beloftes, dan zal God dat negeren! Want God is Zelf de zuiverste liefde en wendt Zijn aangezicht alleen maar naar diegenen, die eveneens uit de ware liefde van hun hart tot Hem komen en God ter wille van Hem Zelf zoeken, Hem als hun Schepper dankbaar willen leren kennen en de vurige wens hebben om door Hem beschermd en begeleid te worden.
[17] O, zij die zo komen, daarvan weet God elk ogenblik maar al te goed hoe het met hen is, en Hij Zelf leert en begeleidt ze op al hun wegen; maar die van Hem niets weten willen, daarvan weet God dan ook in alle ernst niets!
[18] En wanneer ze eenmaal in het hiernamaals voor God staan en luidkeels roepen: 'Heer, Heer!', dan zal God hen antwoorden: 'Ga weg van Mij, jullie vreemden; want Ik heb jullie nog nooit gekend!' En zulke zielen zullen dan veel te dulden en te strijden krijgen voordat ze Hem weer naderen kunnen omdat Hij ze nu kent. Begrijp je het nu?'
[19] 'Ja, Heer', zegt Matthéus, 'dat begrijp ik nu allemaal erg goed, zuiver en helder. Maar vindt U niet dat ik deze heerlijke leer, die de mensen toch erg zou moeten aansporen om God zonder ophouden te zoeken en Hem te vragen ze bij de hand te nemen en op de goede wegen te leiden, niet onmiddellijk moet opschrijven?'
[20] Ik zeg: 'Neen, Mijn beste vriend en broeder; want vrijwel geen mens zou de ware en levende volheid van die leer begrijpen! Daarom behoef je die ook helemaal niet op te schrijven, behalve als je dat later nog eens -alleen voor jezelf en een paar broeders - doen wilt.
[21] Nu gaan we echter op stap, als jullie klaar zijn voor de verdere reis naar Kapérnaum! Wie mee wil, die volge ons; wie echter blijven wil, die blijve! Ik moet gaan, want er is daar veel ellende, en ook in de kleine plaatsjes die om het meer, de Galilese zee, liggen.'
«« 92 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.