De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 96 / 242 »»
[1] Deze sarcastische woorden van Judas maken dat Thomas bijna uit zijn vel springt van ergernis en woede, en hij wil hem letterlijk zo hard mogelijk te lijf gaan. Maar Ik ga nu, terwijl we bijna halverwege Kapérnaum zijn, naar Thomas toe en zeg: 'Broeder, zolang je Mij rustig en bedaard ziet, wees jij dan ook zoals je Mij ziet als je maar vaak genoeg, naar Mij kijkt! Maar, als je op een keer ziet dat Ik er op los sla, spring er dan snel op af en sla zo hard je kunt! Maar dat is nu bepaald nog lang niet nodig. De nacht blijft nacht ondanks alles wat je er aan doet, en Judas zal Judas blijven! Het is voor hem geen verplichting zoals voor de nacht, die de natuurlijke schaduw van de aarde is, maar als hij Judas blijven wil, dan moet hij dat maar blijven; wij blijven echter dat wat wij zijn! De toekomst zal leren, hoever hij het zal brengen met Judas te zijn!'
[2] Thomas zegt: 'U kunt hem het beste maar wegsturen, anders krijgen we nog heel wat herrie met hem; want hij verkoopt smerige en boosaardige praatjes!'
[3] Ik zeg: 'Ik heb hem niet gevraagd om te komen en zal hem daarom; ook niet wegsturen; als hij echter wil gaan zoals hij gekomen is, dan;j zullen we daar geen traan om laten! Maar jij moet uit zijn buurt blijven, want jullie passen niet bij elkaar. Vergeef hem echter alles, zoals Ik hem vergeef, dan zal je hart vrij blijven!'
[4] Thomas zegt: 'Wat betreft dat vergeven mijnerzijds, daarover hoeft, U zich geen zorgen te maken; want ik heb beslist nooit wrok tegen hem gekoesterd, hoewel ik hem altijd gekend heb als een mens, waarmee niemand makkelijk op kan schieten, - zelfs de profeet Johannes niet, waarmee hij meermalen een twistgesprek had! Maar ik moet heel eerlijk toegeven, dat het me duizendmaal liever geweest was, als hij niet bij ons gezelschap hoorde!
[5] Toen ik eergisteren thuis was, heb ik natuurlijk een heleboel over Uw doen en laten verteld aan mijn kennissen, die zich daar erg over verbaasden. Dat kwam echter ook Judas ter ore; en hij was nu net de eerste die besloot om zich bij U aan te sluiten! Want de leer van Johannes voldeed hem niet, omdat die alleen maar een strenge boetedoening voorschreef en aan iedereen een onverbiddelijk godsgericht verkondigde die niet tot de echte boetedoening zou overgaan; over dit onderwerp heeft hij dan ook meermalen met Johannes geredetwist.
[6] Johannes was helemaal vervuld van de boetedoening, en Judas precies het tegenovergestelde daarvan. Hij legde Johannes zonder omwegen uit, dat een zogenaamde 'zak en as'-boetedoening het domste was wat een mens kon doen, de mens moest zich echt wel verbeteren, maar niet in zaken as!
[7] Nu is het wel zo dat Johannes niet direkt zak en as heeft aanbevolen als beslist noodzakelijk voor de boetedoening; hij heeft het als het ware vergelijkenderwijs in zijn toespraken naar voren gebracht en wilde daarmee een grondige verbetering van de mens, die een slaaf van zijn zonden was geworden, aanduiden; maar Judas, die alles beter wilde weten en begrijpen, was het er niet mee eens dat men ook door beelden en gelijkenissen kan lesgeven, want hij vond, dat men zich over zulke belangrijke zaken, waar het heil van de mensen vanaf hing, altijd in heldere, begrijpelijke taal moest uitdrukken!
[8] De profeten waren naar zijn idee pure ezels, omdat ze in beelden gesproken hadden, die men uit kon leggen zoals men dat zelf wilde; het was alleen aan hen te wijten dat de priesters, de koningen en het hele volk bedorven waren! Kortom, bij hem is ieder mens, hoog of laag, een ezel, als die niet zo denkt en doet als hij; en daarom denk ik, dat hij niet in ons gezelschap zal passen.
[9] Ik zeg: 'Mijn beste Thomas! Wat je Mij nu hebt verteld, wist Ik allang; maar toch blijf Ik erbij: Als hij wil gaan, dan gaat hij; als hij echter wil blijven, dan blijft hij! Ik weet nog veel meer van hem en weet zelfs, wat hij Mij Zelf aan zal doen; maar toch moet hij blijven, als hij wil blijven! Want zijn ziel is een duivel en wil van God de wijsheid leren; maar die gedachte zal deze ziel niet veel goeds brengen! Maar nu houden we erover op! Er komt binnen niet al te lange tijd nog wel een gelegenheid, waarbij we bij hem de vinger op de zere plek zullen leggen! -We zijn nu inmiddels voor de muren van Kapérnaum gekomen, en Ik zie door de stadspoort een Romeins hoofdman ons tegemoet snellen, vergezeld van overste Cornelius en zijn koninklijke familielid, er moet weer een zieke genezen worden.
«« 96 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.