Het viswonder

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 144 / 244 »»
[1] Toen hij samen met zijn vrouwen enkele van zijn andere kinderen de provisiekamer binnenkwam, trof hij daar tot zijn grote verbazing een hele mand aan met al helemaal schoongemaakte vissen van de beste en edelste soort, en hij beval dan ook zijn vrouwen zijn kinderen, die goed thuis waren in de keuken, om deze vissen heel goed te bereiden.
[2] Zijn vrouw wist echter niet wat ze van dit wonder moest denken.
[3] Maar de waard zei: 'Denk daar nu maar niet teveel over na; want de man Gods, die mijn zoon enkel door Zijn woord en Zijn wil gezond heeft kunnen maken, terwijl alle geneeskundigen hem allang ongeneeslijk hadden verklaard, kan ook heel goed deze vissen op wonderbaarlijke wijze in onze provisiekamer gezet hebben. Gaan jullie nu aan het werk, en zorg dat jullie snel klaar zijn; al het overige zullen jullie later wel horen!'
[4] Daarop gingen de vrouwen de kinderen aan het werk om de vissen klaar te maken, en de waard kwam vervuld van dankbaarheid weer naar ons toe.
[5] En Ik zei tegen hem: 'Nu, hoe staat het met de vissen?'
[6] De waard zei: 'Wonderbaarlijke Meester, alles is volkomen in orde; maar die vissen komen toch zeker niet uit enig water van deze aarde, maar ze zijn door U nieuw geschapen! Ik zie nu dat mijn zoon, die door U genezen is, zojuist volkomen gelijk had toen hij U voor de grote Beloofde hield; U bent dus wat Uw innerlijke geest betreft niet de dienaar van een die hoger is dan U, maar met de Allerhoogste samen Zelf een Heer, die noch op deze aarde noch in de hemelen Zijns gelijke heeft.
[7] U bent wat Uw geest betreft met God een en hetzelfde Wezen; dat U nu echter als mens onder ons leeft, moet ook alleen Uw wil zijn -want voor U kan niets onmogelijk zijn!
[8] Er staat weliswaar bij Mozes geschreven dat niemand God kan zien en daarbij kan leven; maar die uitspraak zal vast ook een andere betekenis hebben. Want vader Abraham heeft God gezien en gesproken en heeft daarbij zijn leven niet verloren, en zo ook vader Jacob en nog vele anderen die wij uit de Schrift kennen; zelfs Mozes zag de rug van jehova en behield zijn leven, en wij zien U nu en behouden ook ons leven.
[9] Ik ben van mening dat een mens God alleen in Zijn oneindige en eeuwige oerbestaan nooit ofte nimmer zal kunnen aanschouwen en daarbij zijn leven behouden; want datgene wat eindig is, kan het oneindige nooit met enig zintuig begrijpen en ook de eeuwigheid nooit meten. -Heb ik daar als jood van de oude stempel gelijk in of niet?'
[10] Ik zei: 'je hebt een volkomen juist en waar oordeel gegeven, hoewel ook aan ieder mens die trouw volgens de geboden Gods handelt en leeft, getrouw en waarachtig het eeuwige leven beloofd is.
[11] Kijk, zolang de mens op deze aarde binnen tijd en ruimte leeft, kan hij het eeuwige en oneindige van de geest weliswaar nooit met zijn verstand en al helemaal niet met enig ander lichamelijk zintuig bevatten of begrijpen; maar als de geest Gods, die puur liefde is, de gelouterde ziel van de mens volledig doordringt en zo de eigenlijke mens, die de ziel is, op die manier door en door verlicht wordt en met het eeuwige leven tot leven wordt gewekt, dan wordt hij één met God en dringt dan ook door in de eindeloze en eeuwige diepten Gods en kan hij ze begrijpen -en zo moet je datgene begrijpen waarvan gezegd wordt dat een volmaakt mens in zijn geest God van aangezicht tot aangezicht zal aanschouwen.
[12] Maar laten we dat nu laten rusten; want daar komen de klaargemaakte vissen al, waarmee wij ons lichaam willen en zullen versterken!'
[13] Ik had dat nog maar nauwelijks gezegd, of daar brachten de vrouw van de waard en zijn overige kinderen op verschillende schalen de werkelijk goed bereide vissen binnen; daarna legden de kinderen heel behendig volgens de gewoonte van deze plaats voor iedere gast een kleine aardewerk schaal, houten vorken en benen messen neer. leder van ons nam een vis, ook de waard en zijn genezen zoon, en de vissen werden dan ook snel gegeten en iedereen raakte volkomen verzadigd van het warme voedsel.
[14] Toen iedereen zoveel vis had gegeten als hij maar op kon, bleven er op de grote schalen toch nog enkele vissen over, en de waard vroeg Mij of hij die vissen voor morgen moest bewaren.
[15] Maar Ik zei: 'Degenen die deze vissen hebben klaargemaakt moeten ze helemaal opeten - want iedere arbeider is zijn loon waard; roep dus je vrouw en je andere kinderen, laat hen de tafel afruimen en zeg hun dat ze in de keuken hetgeen er over is, moeten opeten!'
[16] Dat deed de waard, en de tafel werd afgeruimd.
«« 144 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.