Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 161 / 244 »»
[1] Bij deze koning werd een paar jaar later de apostel Mattheus met zijn begeleider tijdens zijn reis naar Indië heel goed opgenomen, en hij bleef een heel jaar bij hem.
[2] Toen hij met zijn begeleiders echter verder naar Indië wilde reizen, gaf de koning hem een veilig geleide tot aan de grenzen van zijn rijk, en zo was deze apostel een van de eerste getuigen van Mij bij deze koning; hij wilde in de stad, die destijds nog Babylon heette - hoewel het oude Babylon als een grote puinhoop tamelijk ver van deze stad lag - bekeringen maken onder de heidenen, die voor het merendeel dienaren van Baal waren.
[3] De koning raadde hem dat echter af en zei: 'Het is voldoende dat ik en mijn hofhouding weten en inzien wat wij moeten geloven en waar wij met dit geloof aan toe zijn; voor de rest zullen mijn zoon en ik wel zorgen - want ik zou jullie niet prijs willen geven aan de grenzeloze woede van mijn priesters. Als die geleidelijk aan uitgestorven zullen zijn en ik ervoor zorg dat er na hen geen plaatsvervangers meer komen, zal er gemakkelijker met het volk te onderhandelen zijn.'
[4] Met deze uitlating van de koning waren de twee apostelen tevreden, en ze deden geen moeite meer om Mijn leer onder de volkeren van deze koning te verbreiden.
[5] Maar toch kwam zeven jaar later Petrus met zijn zoon Marcus naar deze koning toe; hij werd eveneens buitengewoon goed ontvangen en deed ook voorstellen aan de koning om op zijn minst de stad geleidelijk aan met Mijn leer bekend te maken.
[6] De koning, die Petrus en ook Marcus erg liefhad, raadde Petrus dat af, aangezien hij wel wist door welke geest zijn Baalpriesters bezield waren, en hij zei speciaal tegen Petrus: 'Kijk eens, wij leven hier in een land waar zich vooral verder naar het oosten tot aan de grote rivier de Ganges overal allerlei wilde en verscheurende dieren bevinden en het ook vergeven is van allerlei giftig onkruid! Waar God de Heer echter zulke dieren en giftige planten in zulke grote aantallen laat groeien, daar is de aardbodem en met name ook de lucht vast en zeker vervuld van boze geesten en duivels, en die rennen rond als hongerige en brullende leeuwen, tijgers, panters en hyena's en proberen iemand uit de klasse der mensen te vinden om hem te verscheuren.
[7] De genoemde beesten zijn woest en zeer boosaardig, en men kan alleen met groot gevaar jacht op hen maken; maar mijn Baalpriesters zijn nog duizendmaal boosaardiger, want ieder van hen heeft minstens duizend duivels in zich, en behalve ik, met mijn uiterste gestrengheid en mijn soldaten, die voor het merendeel Joden, Grieken en Romeinen zijn, kan iemand anders niet zonder moeilijkheden tegen hen optreden, terwijl ik als koning zelf slechts een vazal van Rome ben, wat jullie beiden wel zullen weten, aangezien het Romeinse rijk tot aan de Ganges reikt, waarachter pas het grote Indische rijk begint, waarvan nog niemand van ons uit de grenzen kent.'
[8] Dat advies van de koning beviel Petrus wel, maar toch voelde hij heimelijk een drang om met enkele burgers van deze stad over Mijn leer en Mijn rijk te spreken; daar hoorden de priesters natuurlijk ook al gauw van, en ze deden Petrus door middel van hun boodschappers het verzoek om ook hen met die zaligmakende leer bekend te maken.
[9] Petrus liet zich daar lange tijd niet toe verleiden, vooral omdat zijn zoon en helper Marcus hem daar ernstig voor waarschuwde en steeds zei: 'Laat hier de koning voor onze zaak het werk doen; wij zullen niet tegen de wil van de Heer handelen, als wij hier de raad van de koning opvolgen!'
[10] Maar na een paar jaar ging Petrus toch een keer buiten de stad, om zomaar te wandelen, en daar trof hij verscheidene bedelaars en zieken. De armen schonk hij wat geld en de zieken genas hij door de kracht van Mijn geest die in hem woonde.
[11] Bij dit wonder kwamen er ook verscheidene Baalpriesters bij staan, ze herkenden Petrus en vroegen hem zeer dringend om met hen een stukje verderop het land in te gaan.
[12] En hij gaf gevolg aan hun aandringen en trouwe verzekeringen, omdat ze hem vertelden dat zich in een dichtbij gelegen dorp een groot aantal zieken bevond die door geen enkele arts genezen konden worden; als hij ook die zou genezen, zouden zij en alle overige priesters zijn leer aannemen en hun tempels eigenhandig vernietigen.
[13] Na die woorden ging Petrus met de priesters mee en kwam na een uur inderdaad met hen in een dorp, waar een groot aantal koortsende zieken en bezetenen waren, die hij allemaal genas en waarbij hij zelfs een dode tot leven wekte.
[14] De genezenen begonnen Petrus echter te loven en ze zeiden: 'Deze man moet door de waarachtige God gezonden zijn, anders zou het voor hem niet mogelijk zijn om enkel door zijn woord datgene bij ons te doen waartoe al onze vele goden nog nooit in staat waren.'
[15] Dat maakte de priesters die Petrus vergezelden buitengewoon kwaad. Ze dwongen hem ogenschijnlijk vriendelijk om samen met hen nog een klein dorp te bezoeken, waar men alleen door een bos van mirten en rozen kon komen. In dat bos grepen ze Petrus, trokken hem zijn kleren uit, sloegen hem dood en hingen hem toen met zijn voeten aan een dode mirtenboom waaraan ze aan de onderkant een dwarsbalk bevestigden en daar zijn handen met touwen aan vastbonden; daar lieten ze hem zo hangen en trokken zich toen langs een andere weg terug in de stad.
[16] Omdat de koning vond dat Petrus te lang wegbleef liet hij hem overal zoeken, zowel binnen als buiten de stad, en het lukte hem pas de tweede dag om Petrus - dood en heel erg toegetakeld - in het mirtenbos te vinden.
[17] Daarbij werd hem door de genezenen ook verteld dat de priesters van de stad hem met alle vriendelijkheid naar hen toe hadden gebracht, dat hij hen op wonderbaarlijke wijze beter had gemaakt en bovendien een dode weer tot leven had gewekt. Ze voegden er nog aan toe dat hij daarna met de priesters verder landinwaarts was gegaan.
[18] Dat deed de koning groot verdriet, hij liet Petrus met koninklijke eer in de koninklijke tombe begraven en liet ook de mirtenboom in de tombe leggen.
[19] Maar de meer dan tweeduizend priesters in die stad verging het daarna slecht. De koning spaarde niet een van hen, liet hen door zijn soldaten allemaal doden en daarna op meer dan vierhonderd wagens ver weg naar een woestijn brengen, waar hij hen uit de wagens liet gooien om daar als voedsel voor de vele wilde beesten te dienen.
[20] Daarna begon de leerling Marcus met hulp van de koning en onze twee bekende zaakwaarnemers de mensen van bijna de hele stad tot Mijn leer te bekeren, en het duurde nog lang geen jaar, of de hele stad en daardoor spoedig daarna ook bijna het hele land was zegenrijk tot Mijn leer bekeerd.
[21] (Hiermee stel Ik jullie, Mijn jongste leerlingen, bij deze gelegenheid op de hoogte waar en hoe de eerste apostel voor deze wereld aan zijn einde is gekomen; dus niet in Rome, nog minder in Jeruzalem, maar in de nieuwe stad Babylon, die later de Saraceense naam Bagdad kreeg.)
[22] Dat heb Ik echter bij de waard in de jullie bekende stad niet aan de leerlingen verteld, maar alleen aan jullie in déze tijd, en nu kunnen we weer onze eerdere plaats, terwijl we nog aan de tafel van de waard zitten, innemen.
«« 161 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.