De vraag naar de hel en haar geesten

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 176 / 244 »»
[1] Nu wendde Ik Mij tot de opperstadsrechter en zei: 'Was dat de geest van je vader of niet?'
[2] De opperstadsrechter zei: 'Grote Heer en Meester, hij was het even zeker en beslist als ik zijn zoon ben, en hij kan geen fantoom van mijn eigen fantasie geweest zijn; want zo'n fantoom zou niet zo wijs met mij hebben kunnen praten, en wel over dingen die mij tot nu toe even vreemd waren als wat zich onder onze aarde bevindt. Van nu af aan geloof ik geheel en al aan een onvernietigbaar voortleven van de ziel na het afvallen van het lichaam!
[3] Slechts één ding vond ik wat merkwaardig, en dat was dat mijn vader, zolang hij daarginds is, geen boze geesten van de heidenen en nog minder een of andere duivel van de Joden is tegengekomen. Er wordt toch overal gezegd dat slechte mensen ook aan gene zijde voortbestaan en in hun onblusbare woede voortdurend bezig zijn om alleen maar kwaad te doen. Hoe zien de oorden van die boze geesten er dan eigenlijk uit? En waarom heeft mijn vader er aan gene zijde nog niet één te zien gekregen?'
[4] Ik zei: 'Maak je daar maar niet zoveel of helemaal geen gedachten over! De boze geesten, die men duivels noemt, keren uiteindelijk ook in zichzelf, maar daar vinden ze enkel uiterst kwade dingen, die hun eigenlijke liefde zijn. Hieruit scheppen ze voor zichzelf oorden die volkomen gelijkenis vertonen met hun innerlijke karakter, en geleidelijk aan zonderen ze zich af in bepaalde groepen -al naargelang de mate van hun boosaardigheid -en proberen iedereen te schaden. Als ze onder de mensen op deze aarde soortgelijke karakters bespeuren, vinden ze ook al gauw wegen om hen op bijna dezelfde manier te benaderen als jouw vader jou heeft benaderd, nemen dan eerst het vlees in bezit en vervullen het met van alles wat men maar slecht en boosaardig kan noemen.
[5] In het begin treden ze stilletjes op en proberen ze de ziel in het vlees te trekken. Als dat gebeurd is, is de ziel al zo goed als verloren voor alles wat juist, rein, goed en waar is. En Ik ben juist Zelf in het vlees in deze wereld gekomen om aan deze oude kwalijke praktijken een definitief einde te maken ten behoeve van al diegenen die in Mij geloven en volgens Mijn leer zullen leven en handelen -want kijk, Ik alleen ben de Heer over alles in de wereld en over alles in het rijk der geesten! Geloof dat, dan zul je leven!'
[6] Daarop dankte de opperstadsrechter Mij voor dit onderricht, maar stelde als scherpzinnig verstandelijk criticus tot slot nog de volgende vraag: 'Maar, Heer en Meester, hoe hebt U zulke kwalijke praktijken eigenlijk kunnen aanzien, zonder daar al heel lang geleden definitief een einde aan te maken?'
[7] Ik zei: 'Wat jij zou willen, is door Mij ook altijd gebeurd, en er is nog nooit een enigszins goed mens verloren gegaan; maar voor hetgeen nu gebeurt, was de mensheid op deze aarde nog te jong en is ze ook nu nog lang niet rijp genoeg.
[8] Maar ter wille van de weinige goeden heb Ik Mij over deze wereld ontfermd en wil Ikzelf voor hen aan gene zijde een rijk vestigen, waar ze eeuwig bij Mij zullen zijn en samen met Mij zullen heersen.
[9] In de grote wereld aan gene zijde bevinden zich reeds talloze betere Joodse en heidense geesten zoals jouw vader; als Ik binnenkort naar Mijn eeuwige oer-zijn terugkeer, zal ook aan al die betere heidenen en Joden aan gene zijde de juiste weg naar het volmaakte, eeuwige leven getoond worden. Alle slechte zielen zullen echter ook altijd de vrijheid hebben om hun leven te beteren en de weg van het licht op te gaan of in hun kwaad te blijven en zich daardoor eeuwig te laten kwellen; want in wat zijzelf willen, overkomt hun geen onrecht.
[10] En zo zal aan gene zijde het loon van de goede het goede zijn, maar het loon van de slechte het slechte; iedereen zal zich na het afleggen van zijn lichaam in zijn jongste dag bevinden, en Ik zal iedereen opwekken en hem het loon vanuit hemzelf geven, zoals hij was, goed of slecht.
[11] Daarmee zijn alle vragen die je Mij hebt gesteld wel meer dan voldoende beantwoord, en als Ik je nog diepgaander zou willen antwoorden, zou je het toch niet begrijpen; want jullie zijn allemaal wat jullie ziel betreft nog kinderen en zouden stevige, mannelijke kost nog niet kunnen verdragen. Daarom moeten jullie ook eerst met melk gevoed worden; maar wanneer jullie door dat voedsel eenmaal voldoende krachtig zijn geworden, zullen jullie ook in staat zijn krachtiger voedsel uit de hemel te verdragen.'
«« 176 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.