De moeilijkheid van het ambt van leraar

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 189 / 244 »»
[1] Terwijl wij nog zo aan tafel bij elkaar zaten en brood en wijn tot ons namen, zei Barnabas, die een Farizeeër was, zoals jullie weten: 'Heer en Meester, als U mij ook als waardig zou beschouwen om Uw leer onder de mensen te verbreiden, zou ik niet één woord van Uw leer weglaten en er ook niet één aan toevoegen!'
[2] Ik zei: 'Je bent weliswaar een Jood en hebt het door je aanzienlijke vermogen zover gebracht dat je Farizeeër bent geworden, aangezien je kon aantonen dat je van de stam van Levi bent; maar je bent onder Grieken opgevoed en hebt daardoor ook veel Griekse onbuigzaamheid aangenomen, en na verloop van tijd zul je met een andere leerling van Mij niet zo goed overweg kunnen. Maar Ik zal jullie allemaal iets zeggen, dus luister naar Mij!
[3] Een ware verbreider van Mijn leer moet als een zeer ervaren, meegaande en buitengewoon bekwame arts zijn.
[4] Zo komt bijvoorbeeld een arts in een dorp, waar hij bij veel zieken wordt geroepen, die aan jicht en allerlei koortsen lijden. Nu denkt de arts bij zichzelf: 'Dergelijke zieken heb ik al veel behandeld en hen met dit of dat geneesmiddel geholpen, en deze zieken hier lijden aan dezelfde ziekten; ik zal hun dus dezelfde geneesmiddelen geven, dan zullen ze gezond worden!' De arts doet dat - en zie, de zieken worden door zijn medicijnen steeds slechter in plaats van beter, verliezen het vertrouwen in hem en zoeken een andere arts! De arts wordt daar boos over en zegt bij zichzelf: 'Deze medicijnen van mij hebben al zoveel mensen geholpen; waarom nu juist deze dan niet?', en hij gaat geërgerd naar huis.
[5] Weldra kwam de arts die als tweede geroepen was. Hij was verstandiger dan de eerste en informeerde eerst hoe de zieke had geleefd, wat voor voedsel hij tot zich had genomen en door welke ziekten hij al vanaf zijn jeugd gekweld werd. En zo informeerde hij naar nog meer dingen waar een wijze arts naar dient te informeren, en aan de hand daarvan stelde hij zijn geneesmiddelen vast: voor de ene zieke dit, voor een andere weer heel iets anders. En kijk, die arts die deze moeite nam genas spoedig de zieken in het hele dorp, omdat hij de kunst verstond zijn geneesmiddelen af te stemmen op de verschillende karakters en eigenschappen van zijn zieken.
[6] Zoals een arts alleen op deze manier -als het niet echt te laat is -gelukkige genezingen bij een zieke kan bewerkstelligen, zo kan een echte zielenarts dat ook bij de vele zielszieke mensen op deze wereld, waarvan de ene ziel lichtgelovig is, de andere weinig geneigd om te geloven, weer een andere hoogmoedig, of gierig, zelfzuchtig en vele van dergelijke dingen meer. Als nu de zielenarts bij zulke zielen komt en direct op starre wijze de leer die hij van Mij heeft ontvangen aan die uiteenlopende zielen begint te verkondigen, zal dat niet veel nut hebben.
[7] Wie niet met de wenenden weet te wenen, met de lachenden te lachen, met de opgewekten zelf opgewekt en met de ernstigen zelf ernstig te zijn, is nog niet geschikt om Mijn rijk op aarde te verbreiden en lijkt in dat opzicht op een landman die bij het omploegen van een veld wel zijn hand aan de ploeg slaat, maar steeds achter zich kijkt om te zien hoe de voren liggen; daarbij vergeet hij de ploeg, die scheef ging door te weinig oplettendheid van de ploeger, en er rest hem niets anders dan de ploeg terug te trekken naar de plek waar hij nog recht ging, om daar weer opnieuw te beginnen met ploegen.
[8] Zo is het ook met de leraren die alle mensen -welk karakter en wat voor aangeboren eigenschappen ze ook hebben - op een en dezelfde manier ergens in willen onderrichten. Enkelen van die mensen zullen iets van dat onderricht vatten, omdat het onderricht precies geschikt was voor hun capaciteiten; de anderen zullen echter onwetend en onbekwamer dan voorheen de leraar verlaten.
[9] Ook bij het verbreiden van Mijn leer moet er dus goed op gelet worden wat voor mensen het zijn aan wie jullie Mijn leer verkondigen, anders zal het weinig nut hebben.
[10] Een lichtgelovige zal al gauw alles geloven -met name wanneer jullie de leer nog met een wonder bekrachtigen; maar bedenk daarbij: wie al te gemakkelijk iets nieuws aanneemt, laat het ook even gemakkelijk weer varen, vooral als hij onder druk staat van een verzoeking. Met iemand die moeilijk iets gelooft zullen jullie weliswaar veel meer werk hebben -maar als jullie hem eenmaal hebben gewonnen, zal hij ook blijven bij wat hij heeft aangenomen. Daarom moeten jullie bij hem ook meer moeite doen dan bij lichtgelovige mensen. Vertrouw die niet, omdat ze zo graag en zonder veel moeite jullie leer hebben aangenomen. Want als jullie weer naar hen toekomen, zal misschien nauwelijks de helft van hen zich nog aan jullie leer houden, en de andere helft naar hun oude, onzuivere geloof terugkeren of een andere, valse profeet aanhangen.
[11] Wees dus volkomen eensgezind in datgene wat Mijn leer betreft -maar wat het overdragen ervan betreft moeten jullie eerst bekijken wat voor mensen jullie vóór je hebben; begin hun daarna pas Mijn evangelie te verkondigen, dan zullen jullie overal nuttig werk verrichten!
[12] Denk daarbij ook aan het aloude Romeinse spreekwoord, volgens welk er van een zeer plomp en verrot houtblok geen Godheid gevormd kan worden en dat een zachtmoedige, vreesachtige duif nog nooit een adelaar uit haar eieren heeft uitgebroed! Wees dus ook -zoals Ik jullie al vaker heb gezegd sluwals slangen, maar toch vol zachtmoedigheid als de duiven!
[13] Het ambt van leraar is een van de moeilijkste beroepen; maar heil degene die dat ambt bekwaam weet te vervullen!'
[14] Hierop zei Barnabas: 'O Heer en Meester, U hebt nu heel duidelijk de zuivere waarheid gesproken; want ik ben vroeger ook leraar geweest en heb ervaren hoe moeilijk het is om met uiteenlopende mensen om te gaan. Daarom zal ik deze raad van U ook boven alles goed ter harte nemen en hem in daden omzetten! ,
[15] Ik zei: 'Dat zul je wel doen; maar jij zult ook een van de eersten zijn die met een door Mij uitverkoren leerling van Mij zal botsen, en dan zullen jullie voor geruime tijd uit elkaar gaan. Ik vertel niet wanneer, bij welke gelegenheid en met welke leerling; maar wanneer het gebeurt, zul je je herinneren wat Ik je zojuist heb gezegd.'
[16] Daarop zei Barnabas: 'Heer en Meester, aangezien U dat al van tevoren weet, zou het voor U toch ook mogelijk moeten zijn om zo'n onaangenaam voorval al van tevoren op de juiste manier te verhinderen!'
[17] Ik zei: 'Jullie, Mijn leerlingen, zijn nu de meest vrije mensen op de hele aarde, en juist jullie wil Ik niet de minste boei aanleggen vanuit Mijn almacht; want als Ik jullie de wereld instuur om andere mensen in Mijn naam van hun boeien van het harde knechtschap onder de wet te bevrijden -kan Ik jullie toch niet als geboeide knechten uitzenden? Als Ik dat zou doen, zou het er met het vrijmaken en verlossen slecht uitzien bij de mensen; want in dat geval zou hun een nieuw, zwaarder juk opgelegd worden dan het oude was en zou Mijn komst op deze aarde van geen enkel nut zijn.
[18] Ik wek jullie echter tot apostelen en profeten van het nieuwe en niet meer van het oude Verbond en maak jullie daardoor tot de eerste verlosten op deze aarde, opdat door jullie Mijn verlossing op de juiste manier en in de volmaakte orde van Mijn eeuwige liefde, wijsheid en macht op alle mensen overgaat. -Heb jij, Barnabas, dat begrepen?'
[19] Barnabas zei dat hij het goed had begrepen, en allen zeiden hetzelfde.
[20] Ik zei tegen hen: 'Blijf in Mij, dan zal Ik bij jullie blijven tot aan het einde der tijden en zal ieder van jullie op zijn jongste dag in Mijn rijk opwekken!'
«« 189 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.