De priester van Apollo informeert naar de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 190 / 244 »»
[1] Toen Ik dat had gezegd, liet de priester van Apollo via een bode aan de waard meedelen, dat hij met nog twee andere heidense priesters zou komen kijken hoe de God van de Joden, die naar verluidde onder zijn dak verbleef, er uitzag.
[2] Wij zeiden tegen de bode dat dit een openbare herberg was en dat het iedereen vrijstond om hier binnen te gaan.
[3] Deze Apollopriester en zijn twee ondergeschikte priesters hadden via het personeel van de waard gehoord dat er zich een God van de Joden bij de waard bevond, die vele ongehoorde wonderen deed, die nog nooit waren verricht.
[4] De bode ging onmiddellijk naar buiten en deelde de drie heidense priesters mee, dat ze vrij naar binnen konden gaan als ze wilden.
[5] Daarop aarzelden de priesters niet lang en kwamen dadelijk naar ons toe in de gastenkamer.
[6] De Apollopriester wendde zich direct tot de opperstadsrechter en zei: 'Door mijn god Apollo verlichte opperstadsrechter, zeg mij wie van deze vele Joden die aan de tafel zitten, de wonderendoende god van de Joden is, opdat ook ik voor hem buig en hem eer betoon; want wij priesters van de goden van Egypte, Griekenland en Rome weten ook de goden van andere volkeren te eren, naar de mate dat ze dat verdienen!'
[7] De opperstadsrechter keek Mij enigszins vragend aan, of hij deze ingebeelde opperpriester van Apollo antwoord moest geven of niet.
[8] Ik gaf hem echter een wenk dat hij hem eerst een volle beker wijn moest aanbieden en zeggen dat het water uit de waterkelder van de waard was.
[9] De opperstadsrechter begreep Mijn wenk en zei tegen de Apollopriester, die er merkwaardig onnozel uitzag: 'Hier naast ons staat nog een kleine, lege tafel; ga daar zitten! En hier zijn ook drie bekers, gevuld met water uit de waterkelder van de waard, zodat jullie eerst je dorst kunnen lessen met dit beste water van onze hele stad!'
[10] Onmiddellijk werden er drie volle bekers voor de drie neergezet, en de Apollopriester, die weliswaar geen speciale vriend van water was, proefde het toch en ontdekte dat het geen water, maar de beste Cyperse wijn was, die alleen aan de tafels van de keizer werd gedronken. Hij dronk zijn beker dan ook meteen tot de laatste druppel leeg, en zijn twee onderpriesters volgden zijn voorbeeld.
[11] Toen de Apollopriester zijn beker leeggedronken had, zei hij vol verbazing: 'Wat, moet dat water uit de kelder van de waard zijn? Dat is een van de beste wijnen van het eiland Cyprus! Waar heeft ooit een waterkelder zulk water gehad? Dat is niet mogelijk, jullie houden me voor de gek!'
[12] De opperstadsrechter zei: 'Laat je dan maar door de waard zelf naar zijn waterput brengen en schep daar zelf water uit en drink het; kom dan weer terug en zeg of men je voor de gek heeft gehouden! Maar Je zult de waard toch niet voor zo onzinnig en onnozel houden dat hij voor ontzettend veel geld enkele honderden zakken van de beste wijn uit Cyprus heeft laten komen en die toen uit de zakken in zijn waterkelder heeft gegoten!'
[13] Hierop stond de Apollopriester onmiddellijk op, en de waard vergezelde hem samen met zijn twee onderpriesters naar de waterkelder; hij gaf de opperpriester de putemmer in de hand en zei: 'Put nu zelf het water en proef het dan!'
[14] Dat deed de Apollopriester direct, en hij ontdekte dat het geen water, maar voortreffelijke wijn was. Zijn twee onderpriesters deden insgelijks en ontdekten hetzelfde; ze raadden de waard aan om zulk kostbaar water niet zo in de waterkelder te laten, maar er veel wijnzakken mee te vullen en het te bewaren voor voorname gasten, die hem er graag flink voor zouden willen betalen.
[15] De waard zei: 'Daar heb ik van Degene die het water in mijn waterput in de kostelijkste wijn veranderd heeft, geen bevel of bevoegdheid voor ontvangen, en daarom moet het blijven zoals het is!'
[16] Daar konden de priesters niets tegenin brengen, en ze begaven zich weer samen met de waard naar ons in de gastenkamer.
[17] Toen ze hun vroegere plaatsen weer innamen, zei de Apollopriester met een zeker pathos tegen de opperstadsrechter: 'Heer, zoiets hebben we van al onze goden, van Jupiter tot de kleinste bronnimf, nog nooit gehoord; wij hebben al met vele honderden vooraanstaande magiƫrs te maken gehad en die konden veel wonderbaarlijke dingen tot stand brengen -maar om water in wijn te veranderen is nog bij geen van hen opgekomen! Ik vraag u dus mij in dit tamelijk talrijke gezelschap degene aan te wijzen, aan wie ik mijn grootste hoogachting en eerbied dien te betuigen!'
[18] Hierop zei de opperstadsrechter met Mijn toestemming: 'Degene die rechts van mij zit is de Heer van alle heerlijkheid, de Meester van alle meesters en de God van alle goden!'
[19] Toen de Apollopriester dat hoorde, zei hij: 'Dan zou hij zelfs het voor alle goden ondoorgrondelijke fatum zijn, waarvan zijzelf afhankelijk zijn, evenals de zon, de maan en alle sterren en de hele aarde met alles wat zich daarop en daarin bevindt. En er staat meen ik ook in een oud Egyptisch boek geschreven dat deze ondoorgrondelijke Godheid -het noodlot namelijk zich eenmaal aan de goden en ook aan de mensen van deze aarde nader zal openbaren.
[20] Vandaag heb ik zoals gewoonlijk bij het opgaan van de zon voor alle mensen mijn ochtendgroet aan de god Apollo gebracht, maar daarbij was ik buitengewoon verrast toen ik twee zonnen na elkaar zag opgaan. Maar ik was nog meer verrast, toen ik boven en onder de tweede zon heel duidelijk geschreven woorden waarnam, die ik echter niet kon lezen, omdat ze met Hebreeuwse letters waren geschreven, en derhalve de betekenis ervan nog minder kon begrijpen.
[21] Maar ik dacht wel bij mijzelf dat zoiets een zeer buitengewone betekenis moest hebben. En toen ik later overal informeerde of behalve ik nog iemand anders deze bijzondere zonsopgang had gadegeslagen, kwam ik daarbij ook bij de mensen van deze herberg, en dezen wisten mij te vertellen dat de God van de Joden begeleid door verscheidene dienaren hier gisteren tegen de avond werkelijk Zijn intrek had genomen en hier nog verbleef.Als U, o Heer, Meester en God, diegene bent, vergeef mij dan dat ook ik -hoewel ik een heidense priester ben -U hier mijn volle hoogachting en eerbied betuig, en Uw goddelijke toestemming vraag om voor U in onze stad op het hoogste punt een tempel te mogen bouwen om U daarin te allen tijde zeer hoog te vereren!'
«« 190 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.