Het ware vereren van God en afgodendienst

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 191 / 244 »»
[1] Ik zei: 'Laat dat maar achterwege; want Mijn tempel is overal, met name in het hart van de mensen die in Mij geloven, Mij boven alles liefhebben en Mijn geboden houden!
[2] Bekijk de aarde eens met alles wat zij draagt en bevat, en ook het firmament! Dat is ook allemaal Mijn tempel, die Ikzelf heb gebouwd; daarom heb Ik geen tempel nodig die door mensenhanden is gemaakt. Maar als jij gelooft dat Ik de Heer ben, keer je dan af van je afgoden en je tempels, die door mensenhanden zijn gemaakt! Als de mensen, die de goden met hun handen maakten en toen tempels voor hen bouwden, waar ze offers brachten en aan de mensen die ook offers brachten, allerlei voordelen beloofden, al niet zoveel macht bezaten om ook maar het allereenvoudigste mosplantje uit de aarde te laten groeien -wat moeten dan jullie goden en tempels, die door hen zijn gemaakt, voor macht bezitten?
[3] De priesters bezitten wel een slechte macht, namelijk die van bedrog en de macht om een zeer duister bijgeloof in het gemoed van de mensen op te wekken; die macht is afkomstig van de overste van de duivels, die langs zijn geheime wegen de harten van alle mensen weet te verduisteren, om daarna zijn rijk met hen te verrijken en te vergroten.
[4] Maar wee degenen die wel weten dat datgene wat ze de mensen leren, niets voorstelt, maar niettemin de mensen de duisternis in leiden om hen in het zweet van hun aangezicht voor hen te laten werken en zichzelf door de offers die ze van hen verlangen een buitengewoon goed werelds, moeiteloos en zorgeloos leven te verschaffen!
[5] Ik zeg jullie dat Ik Mij over de arme, misleide mensen wel zal ontfermen, maar nooit over degenen die misleiden; want die weten wat ze doen -maar de anderen weten het niet.
[6] Jijzelf hebt nog nooit serieus in een van je goden geloofd, maar toch heb je andere mensen gedwongen om in datgene te geloven, wat jij al lange tijd voor een pure fabel van de ouden hield.
[7] Als je jezelf van de ondergang wilt redden, keer dan al je goden de rug toe, onderricht de door jou bedrogen mensen over de ene, ware God van de Joden; dan kun jij ook eenmaal deelhebben aan Mijn rijk, dat niet van deze wereld is, maar van de geestelijke wereld aan gene zijde, waar jij geen weet van hebt!'
[8] Hierop zei de Apollopriester: 'O Heer, Meester en God, dat zal moeilijk voor ons worden! Want de mensen zijn nog te zeer doordrongen van de oude waan dat onze goden in alle realiteit bestaan; en als wij het tegenovergestelde gaan onderrichten, zullen wij gevaar lopen door het volk te worden vervolgd en mishandeld.'
[9] Ik zei: 'Als jullie zelf in Mij geloven, zal dat geloof jullie de kracht verlenen om ook het onmogelijke gemakkelijk mogelijk te maken!'
[10] De Apollopriester zei: 'Wij hebben nu gezien dat voor Uw wil niets onmogelijk is; als U wilt, kunt U onze afgodstempels in één ogenblik vernietigen. Wij zijn dan aan het volk geen verantwoording schuldig en kunnen dan des te gemakkelijker tegen het volk over U beginnen te spreken. Want het ontbreekt hier niet aan getuigen over dat wat U bent; ten eerste is onze opperstadsrechter een volkomen geldige getuige, verder de waard en zijn huispersoneel en ook die Joden daar.'
[11] Ik zei: 'Dat zou wel kunnen -maar het is beter dat jullie eerst bij goede gelegenheden het volk over Mij onderrichten en dat het volk dan zelf de tempels en de heilige bossen eromheen aanpakt, die op zichzelf eerder dor struikgewas dan voorname heilige bossen zijn.'
[12] Daarop zei de Apollopriester: ' Meester, Heer en God!
[13] Na die uitroep zei Ik tegen hem: 'Als je met Mij spreekt, noem Mij dan enkel Heer en Meester; maar noem Mij pas God, als je in jezelf beseft wat de Godheid is. En nu kun je verder spreken!'
[14] Toen zei de Apollopriester: 'Maar hoe zijn al die goden ontstaan? Ik zal het niet hebben over de kleine goden, de bijgoden en halfgoden, en evenmin over de vrouwelijke godheden; maar die mannelijke godheden, die zover onze herinnering reikt de oudste Egyptenaren al hebben vereerd, moeten toch enige betekenis hebben -want deze goden kunnen toch niet zomaar uit het niets in het voorstellingsvermogen van de mensen zijn gekomen! U, o Heer en Meester, zult dat beslist geheel en al weten!
«« 191 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.