De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 195 / 244 »»
[1] Nu bedankten allen Mij heel innig voor deze les.
[2] De opperstadsrechter zei: 'Nu pas zie ik geheel en al in dat U werkelijk de Heer en Schepper van de hele materiële en geestelijke wereld bent! Ik had U nog wel willen vragen hoe U ook op afstand door de macht van Uw wil kunt werken, terwijl U nu toch persoonlijk alleen bij ons aanwezig bent.'
[3] Ik zei: 'Dit lichaam van Mij, dat net als dat van jullie uit vlees en bloed bestaat en eigenlijk datgene aan Mij is wat men de Zoon Gods noemt, is nu inderdaad hier bij jullie en niet tegelijkertijd ergens anders; maar de van Mij uitgaande kracht van de geest Gods vervult de gehele oneindigheid en werkt overeenkomstig de fundamentele wil in Mij, en wel op het ogenblik dat door Mij het 'Er zij' wordt uitgesproken -wat Ik evenwel niet hardop hoef uit te spreken, maar alleen in Mijn diepste innerlijk. En zo is alles wat je ziet in de grond van de zaak niets anders dan Mijn vaste, onveranderlijke wil.
[4] Deze eigenschap, waarvoor de geest van jouw vader je al heel betrouwbare mededelingen heeft gedaan, hebben ook alle zuivere geesten - en heel in het bijzonder Mijn engelen, die steeds klaar staan om Mij te dienen -in een meer volmaakte graad dan de minder zuivere en nog onvolmaakte geesten.
[5] Dat kun je nu natuurlijk nog niet geheel begrijpen en inzien, omdat de wereld jouw ziel nog in zijn greep houdt; maar als jouw ziel vrij wordt door Mijn geest in haar, zal deze zichtbare wereld voorjou vergaan, dat wil zeggen: als je dat wilt zul je haar nog altijd kunnen zien, maar de materie, die nu voor jou overal hard is, en de daarin wonende krachten zullen je op geen enkele manier meer enige weerstand kunnen bieden. En je zult vanuit je eigen innerlijk zelf een wereld kunnen scheppen die voor jou, zolang jouw wil die in stand wil houden, een even volmaakte ondergrond zal zijn om te wonen als nu deze aarde voor jouw lichaam een ondergrond vormt om te wonen en bezig te zijn.
[6] Ik kan je een klein beeld tonen, en als je dat op de juiste wijze beschouwt, wordt datgene wat Ik zojuist tegen je heb gezegd begrijpelijker voor je. je hebt bijvoorbeeld 's nachts een heel levendige droom. In deze droom ben je volkomen bij bewustzijn en ben je je er steeds volkomen van bewust dat alleen jij het bent die droomt, en niemand anders in jouw plaats.je hebt echter nog nooit een droom gehad waarin je geen omgeving hebt gezien waar je je bevond alsook mensen met wie je vaak een gesprek voerde, en wel steeds overeenkomstig jouw inzicht en manier van denken.
[7] Waar is die omgeving, waar je je in je droom hebt bevonden, en waar en wie waren de mensen met wie je hebt gesproken of iets anders te doen had? Kijk, nergens anders dan in jezelf!
[8] Als je ziel zich tijdens de slaap van je lichaam voor een korte tijd grotendeels vrij voelt van de banden met het lichaam, kan ze niet anders dan hetgeen er diep in haar verborgen ligt, als het ware buiten zichzelf waarnemen in de vorm waarin het in haar ligt; wat het ook is, de ziel ziet het in volle werkelijkheid voor zich en is in haar omgeving dan evenzeer thuis als in wakende toestand op deze aarde.
[9] Dat ze in een droom ook mensen kan ontmoeten, en wel enerzijds levende mensen en anderzijds mensen die al gestorven zijn, komt doordat de ziel van ieder mens in zekere zin een uiterst kleinschalige afbeelding in zich draagt van alle mensen die ooit op aarde hebben geleefd, nu leven en nog zullen leven evenals van de gehele geestenwereld, precies zoals een spiegel uiterlijke beelden in zich opneemt, zonder dat die beelden werkelijkheden zijn. Natuurlijk is een spiegel maar een heel zwakke vergelijking, omdat die op zichzelf dood is en daarom alleen dode vormen van tegenover hem staande dingen kan weergeven.
[10] De ziel is echter een levende spiegel; daarom kan ze de beelden die in haar aanwezig zijn tot leven brengen en ermee omgaan en handelen alsof ze reële werkelijkheid zijn; daarbij heeft ze het onschatbare voordeel dat ze zich via de beelden die in haarzelf tot leven zijn gekomen, zonder enige moeite met de werkelijke beelden in verbinding kan stellen.
[11] Zolang de ziel evenwel nog in deze wereld leeft, blijft dat vermogen in haar nog onvolmaakt en weet ze tenslotte zelf niet wat ze ermee moet doen; maar wanneer ze eenmaal geheel en al van deze wereld is bevrijd, zal ze zich in een steeds hogere graad bewust worden wat ze met dat vermogen moet doen.
[12] In dat opzicht lijkt ze op een jonge erfgenaam, die van zijn vader veel goederen heeft ontvangen en aanvankelijk ook niet weet hoe de goederen eruit zien en waar hij ze voor moet gebruiken. Maar mettertijd zal hij al zijn goederen leren kennen en ook de kennis verkrijgen hoe ze gebruikt moeten worden en wat hij moet doen om ze zich allemaal ten nutte te maken.
[13] Op dezelfde manier zal het iedere ook maar enigszins meer volmaakte ziel vergaan, namelijk dat ze zich langzamerhand steeds meer bewust wordt van wat er diep in haar verborgen ligt en hoe ze dat moet gebruiken.
[14] Met je lichamelijke ogen zie je de gebieden en mensen van deze aarde, evenals alle andere dode en levende objecten, alsof ze werkelijk buiten jezelf zijn; maar Ik zeg je dat je al die dingen die je ziet alleen in jezelf ziet. Jouw ziel heeft alleen te maken met de afbeeldingen van de uiterlijke werkelijkheden die buiten haar zijn, en niet met de werkelijkheden zelf. Pas jouw tastzin heeft met de werkelijkheden te maken.
[15] Je ziet in de verte een gebergte; maar je ziet niet het gebergte zelf, maar alleen een afbeelding daarvan door middel van je lichamelijke oog, dat zo ingericht is dat het de grote beelden van de werkelijkheid -of dingen, als je dat liever wilt -op een sterk verkleinde schaal in zich kan opnemen en die door een buitengewoon kunstige inrichting van het lichaam onmiddellijk de ziel voor ogen kan stellen om ernaar te kijken.
[16] Het lichaam zelf ziet niets, en als het lichaam zelf iets zou kunnen zien, zou zijn oog niet zo'n kunstige inrichting nodig hebben. Die is er dus alleen ter wille van de ziel en niet ter wille van het lichaam zelf. Want als je de werkelijkheden zou kunnen aanschouwen in hun werkelijke grootte, zoals ze uit Mijzelf buiten Mij zijn geplaatst, zou je met een steen, nauwelijks zo groot als een vuist, in duizend jaar nog niet klaar komen; want alleen op het oppervlak ervan zou je al zulke wonderbaarlijke, bijzondere dingen aanschouwen, dat je daar vele jaren niet van zou kunnen scheiden.
[17] In de toekomst zullen de mensen een soort instrumenten voor het oog ontdekken, waardoor ze zelfs de kleinste dingen sterk vergroot zullen zien en zich daardoor niet genoeg kunnen verbazen over Mijn macht en wijsheid; maar toch zullen ze het nooit zover brengen dat ze een nog zo klein voorwerp in de werkelijke grootte zien waarin het door Mij tot bestaan is gebracht.
[18] De kleinste diertjes, die nauwelijks met het oog te zien zijn, zullen ze met dergelijke instrumenten weliswaar in zo'n reusachtige grootte kunnen aanschouwen als jij nu met je oog een op zichzelf werkelijk groot dier kunt zien; maar al zouden ze zelfs het kleinste diertje in de reusachtige grootte van een olifant waarnemen, zou zo'n vergroting toch nagenoeg niets zijn vergeleken bij de werkelijke, ware grootte van zo'n diertje, zoals het door Mij in de wereld is geplaatst.
[19] Ik heb je dit verteld opdat je gemakkelijker inziet dat de ziel niets buiten zichzelf, maar alles alleen maar in zichzelf te zien krijgt, en wel in de afmeting die ze het gemakkelijkst kan overzien.
[20] Als de ziel eenmaal met haar geest verenigd zal zijn, zal ze, als haar dat vreugde geeft, alles op ware grootte kunnen bekijken; maar Ik zegje ook dat zelfs de meest volmaakte engelen in de hemel er een behoorlijke schroom voor hebben om de door Mij geschapen dingen in hun ware grootte te bekijken en daarbij Mijn eeuwige en oneindige grootsheid te zien in alles wat ze kunnen zien, voelen, denken en begrijpen. - Mijn beste vriend, heb je iets begrepen van wat Ik je heb gezegd?'
«« 195 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.