Over het werken van de engelen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 199 / 244 »»
[1] Rafaël echter bleef, en hij kleedde zich plotseling in een donkergrijs gewaad, en zijn voeten waren voorzien van schoenen. Zijn hoofd werd bedekt door een Joodse hoed, die zoals gebruikelijk van zijde of kameelhaar in een willekeurige, maar gewoonlijk tamelijk lichte kleur was gemaakt. En zo was hij voor niemand meer een opvallende gedaante.
[2] Ik zei tegen de opperstadsrechter: 'Ga naar hem toe, geef hem een hand en begroet hem als vriend en broeder, en overtuig je ervan dat ook hij nu vlees, huid en beenderen heeft!'
[3] De opperstadsrechter deed onmiddellijk wat Ik hem aangeraden had, en hij verbaasde zich er buitengewoon over dat deze engelengeest zich nu in werkelijkheid als een geheel en al aards mens onder hen bevond. Hij vroeg Rafaël om dicht bij hem te komen, wat Rafaël ook direct deed door naast hem op een zodenbank plaats te nemen.
[4] Nu kwam ook de Apollopriester naar Rafaël toe, begroette hem en zei: 'Je zult aan mij wel geen grote vreugde beleven, aangezien ik al lange tijd een afgodspriester ben geweest -nu heb ook ik de ene en enig ware God en Heer herkend en ik zal er in de toekomst naar streven dat het hele afgodendom, voorzover zich dat in mijn gebied bevindt, zo snel mogelijk verdwijnt.'
[5] Rafaël zei tegen hem: 'En ik zal je helpen en je met mijn kracht ondersteunen, als het jou daaraan zou ontbreken; daar kun je van op aan; want ook bij jou was ik al nog voor je de Heer herkende, en ik heb je hart bereidwillig gemaakt. Later zal ik weer met je zijn en het nodige voorwerk voor je doen onder jouw heidenen.Want neem van mij aan dat wij niet stilzitten wanneer de Heer Zelf werk ter hand neemt, en wij volmaakte engelengeesten zijn zogezegd als het ware de vingers aan de hand van de Heer -en die vingers zijn bij iedereen elk moment aan het werk, zolang hij met zijn handen werk verricht.Vertrouw dus op de belofte van de Heer, dan zal ik je niet in de steek laten! Geloof je dat?'
[6] Hierop zei de opperstadsrechter: 'Kun jij ook alles -maar vanzelfsprekend met toelating van de Heer! -wat de Heer Zelf kan?'
[7] Rafaël zei: 'Mijn beste vriend en broeder, dat was een nog wel erg menselijke vraag uit jouw mond! Wij engelen des hemels, zijn evenmin als jullie mensen op aarde geen van allen in staat uit onszelf iets tot stand te brengen; maar ik heb je al gezegd dat wij in zekere zin de vingers aan Zijn hand en de uitvoerders van Zijn wil zijn. Daardoor zijn wij, als door niets beperkte, vrije wezens, zelf een uitvloeisel van de goddelijke kracht en kunnen dan ook alles tot stand brengen wat die kracht in ons openbaart en in ons wil; en wat wij dan tot stand brengen, is dan niet ons werk, maar alleen dat van de Heer.
[8] Wij zijn weliswaar volkomen zelfstandig en eveneens in alle opzichten volkomen vrij. Maar omdat de grootste volledigheid enkel en alleen in de wijsheid en de wil van de Heer bestaat, spreekt het toch vanzelf dat niet alleen een mens, maar met name ook een engelengeest, die in feite ook maar een mens is, zich in een steeds grotere zelfstandigheid en vrijheid bevindt, naarmate hij zich meer van de wijsheid en de wil van de Heer eigen heeft gemaakt. Ik kan je daar zelfs een aards voorbeeld van geven -kijk maar:
[9] Jij bent hier een vooraanstaande opperstadsrechter en hebt niet alleen gezag over deze ene stad, maar ook nog over veertien andere steden; die macht is je door de keizer verleend, zelfs over leven en dood van mensen, geheel vrij en zonder verantwoording af te leggen; hoe heb je die aanzienlijke aardse macht eigenlijk verkregen?
[10] Kijk, ik zal het je uitleggen. Door je rechtenstudies heb je er bij de strenge examens in Rome duidelijk blijk van gegeven dat je je de wil van de keizer, die je door de wetten nauwkeurig hebt leren kennen, zodanig eigen hebt gemaakt dat je je eigen wil volkomen ondergeschikt hebt gemaakt aan de wil van de keizer, waardoor je dan ook een geheel nieuw mens bent geworden, die je bij het begin van je studie niet was. Omdat je dus de wet van de keizer diep hebt ingeprent, en dus ook zijn wil, zodat jouw oude, schijnbaar vrije wil door de nieuwe keizerlijke wil in jezelf met onlosmakelijke boeien en ketenen is gebonden, heb je daarbij niet alleen niets verloren, maar alleen maar buitengewoon veel gewonnen; want met jouw eigen, oude wil zou je voor altijd een slaaf van de keizerlijke wil gebleven zijn. Maar omdat je de keizerlijke wil tot de jouwe hebt gemaakt, ben je daardoor zelf helemaal vrij geworden, kun je doen wat je wilt en ben je niemand verantwoording schuldig; en als iemand zich niet naar jouw wil zou willen voegen, dan heb je vanwege de keizer het ius gladii* (* Latijn voor: Zwaardrecht, ofwel het recht over leven en dood.) in de hand en kun je de weerspannigen door de macht en het gezag van de keizer tot gehoorzaamheid dwingen.
[11] En kijk, hoe meer je ernaar streeft om de wil van de keizer zo nauwkeurig mogelijk te vervullen -waarvan de keizer binnen zeer korte tijd in kennis gesteld kan worden -een des te hoger en qua invloedssfeer veel uitgestrekter ambt zal je door de keizer geschonken worden, waarin je nog veel vrijer zult kunnen handelen dan nu; en zo kun je je voortdurend steeds verder omhoogwerken, zodat je tenslotte zelf naar het hof van de keizer wordt gehaald en van daaruit beveelt en handelt, alsof je al bijna de keizer zelfwas.Vraag jezelf nu eens af hoe je die hoge macht verkregen hebt -en het antwoord in jezelf zal onmogelijk een ander kunnen zijn dan: 'Ik heb mijn oude menselijke wil zozeer geheel en al verloochend, dat daar niets anders van over is gebleven dan alleen, dat ik mij door die oude wil er heel ijverig op toe heb gelegd mij de wil van de keizer volkomen eigen te maken.'
[12] En kijk, precies zo vergaat het ons, volmaakte engelengeesten! Wij hebben ook onze eigen, volkomen vrije wil; maar die is desondanks oneindig veel beperkter dan de volkomen vrije wil van de Heer Zelf.
[13] En hoe meer we ons eigen maken van de wil van de Heer, alsof het onze eigen wil zelf was, des te meer vrije macht, kracht en gezag wordt ons dan volkomen eigen, en wij kunnen dan ook alles bewerkstelligen en voortbrengen wat de Heer Zelf tot stand brengt en voort kan brengen.
[14] Maar nu zul je zelf ook inzien dat niet wij het zijn, die dat kunnen, maar alleen de Heer in en door ons.
[15] Als iemand in jouw gezagsgebied iemand anders heeft beroofd en vermoord en daarna gepakt en voorjou gebracht wordt, zul je hem berechten en ook laten doden. Daarmee heb je juist gehandeld, omdat je volgens de wil van de keizer hebt gehandeld, en daarbij ben je evenals de keizer zelf ex lege*; (* Latijn voor: buiten, boven de wet.) de rover en moordenaar heeft echter volgens zijn eigen wil gehandeld en is daardoor ten onder gegaan.
[16] Begrijp je nu, hoe ook wij engelengeesten de macht en heerschappij bezitten om vrij en zonder verantwoording af te leggen alles te doen wat de Heer Zelf doet?'
«« 199 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.