Rafaëls bewijs van zijn snelheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 202 / 244 »»
[1] Hierop vroeg Ik de opperstadsrechter of hij thuis bij zijn moeder niet iets bezat wat hij graag hier zou hebben.
[2] De opperstadsrechter zei: 'Jawel, Heer en Meester. Maar dat is in de tijd dat ik nog in Rome was op zo'n plaats neergelegd, dat wij het ondanks ons ijverige zoeken niet meer hebben kunnen vinden! Het is namelijk onze oude patriciersbrief* (* Van oorsprong vormden de patriciërs in Rome het 'populus' ofwel het eigenlijke volk, een erfadellijke kaste, streng onderscheiden van het 'plebs'. Later gingen de Romeinse keizers ertoe over om aan mensen persoonlijk de waardigheid van 'patricius' te verlenen, wat bevestigd werd in een soort oorkonde. Waarschijnlijk is dat de 'patriciersbrief' waar hier sprake van is.) , nog uit de tijd van Julius Caesar, in een gouden koker. Daar is mij veel aan gelegen, niet zozeer ter wille van mijzelf als veeleer ter wille van mijn jongere broers en zusters.'
[3] Rafaël, die naast hem zat, zei: 'Kijk eens hier, hier is je oude patriciersbrief! Bekijk hem maar goed, of het wel de goede is!'
[4] De opperstadsrechter opende uiterst verbaasd de koker en vond daarin opgerold zijn patriciersbrief, die hij maar al te goed kende, en hij vroeg aan Rafaël: 'Wel, hoe heb je dat gedaan?'
[5] Rafaël zei: 'Kijk, het is onder andere ook een eigenschap van ons dat wij ons in één ogenblik van de ene plaats naar de andere en vandaar weer terug kunnen begeven, en zo was ik op ditzelfde moment ook in Rome en ben nu weer hier.'
[6] De opperstadsrechter vroeg nu weer aan Rafaël: 'Als ik de koker en ook de patriciersbrief die erin zit niet zo goed kende, zou ik geloven dat jij hem net zo door je macht hebt geschapen als je deze streek in één ogenblik tot bloeien hebt gebracht; maar die gedachte moet ik vanwege de echtheid van de koker en van deze brief helemaal opgeven.
[7] Je hebt mij wel gezegd dat jullie, volmaakte engelengeesten, ook de eigenschap bezitten om je in één ogenblik van de ene plaats naar de andere en vandaar weer terug te bewegen. Dat geloof ik nu ook; maar je bent hier niet één moment afwezig geweest, en daarom ben ik van mening dat jij een andere dienstbare engelengeest die zich in jouw nabijheid bevindt naar Rome hebt gestuurd, en dat die jou ook snel genoeg deze koker kon brengen.'
[8] Rafaël zei: 'O nee, mijn beste vriend, dat heb ik echt zelf gedaan. Want zie, evenals al het andere wat de ruimte betreft kan ook de tijd in zeer kleine stukjes worden verdeeld, en wel zodanig dat het tijdsverloop, dat jij een ogenblik noemt, in een eindeloze reeks van nog kortere spannen tijds ingedeeld kan worden! Voor jou en je begripsvermogen is zo'n klein stukje tijd natuurlijk zo goed als niets, maar zo is het voor ons volmaakte engelengeesten niet; want in zo'n heel klein stukje tijd kan ik mij talloze malen van hier heel ver weg en weer terug bewegen, terwijl jij nooit zult merken dat ik in die tijd ook maar een ogenblik afwezig was, en de mensen op dat meest verafgelegen punt, waar ik mij naartoe heb bewogen, zullen mijn aanwezigheid even weinig missen als jij! Weetje hoe snel een gedachte is?'
[9] De opperstadsrechter zei: 'Ja, mijn beste hemelse vriend, daar heb ik enige voorstelling van, en wel met name uit de leer van de wijze Plato!'
[10] Daarop zei Rafaël weer: 'Hoe heet de verst gelegen plaats die jij min of meer persoonlijk kent?'
[11] De opperstadsrechter zei: 'Brittannië! Want met mijn vader, die toen nog leefde, heb ik daar eens een reis naartoe gemaakt, en wel over het water, welke reis heen en terug naar Rome meer dan twee volle jaren heeft geduurd.'
[12] Rafaël zei: 'Binnen welke tijd kun jij je met je gedachten daarheen begeven?'
[13] De opperstadsrechter zei: 'Ja, beste vriend, in één ogenblik ben ik daar en hier tegelijk, en al zou ik in gedachten nog duizend keer zover weg moeten gaan, geloof ik dat ik daar niet meer tijd voor nodig zou hebben.'
[14] Daarop zei Rafaël: 'Kijk, mijn beste vriend en broeder, diezelfde eigenschap die jij in je gedachten bezit, bezitten wij volmaakte geesten natuurlijk in een veel volmaaktere graad in het rijk Gods in werkelijkheid, en als reine en vrije geest in het rijk Gods zul jij diezelfde eigenschap als ik ook bezitten.
[15] Ja, mijn beste vriend, het rijk Gods heeft in alle opzichten een eindeloze uitgestrektheid! Als wij volmaakte geesten ons niet sneller zouden kunnen bewegen dan jullie mensen op deze aarde, zou het er met het verrichten van de wil van de Heer op zeer veraf gelegen plaatsen van Zijn scheppingen erg bedenkelijk uitzien -maar omdat de tijd en de ruimte voor ons volmaakte geesten helemaal geen belemmering kunnen vormen, kan ook de orde van de Heer in de hele oneindigheid nooit ook maar enigszins verstoord raken. Begrijp je dat, mijn beste vriend en broeder?'
[16] De opperstadsrechter zei: 'Wel een beetje beter dan eerst; maar toch zal ik nog lang niet in staat zijn om dat bewegingsmysterie ten volle te doorgronden!'
«« 202 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.