De belijdenis van Petrus en zijn verzoek om de gelijkenis van de zaaier uit te leggen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 212 / 244 »»
[1] Toen Ik klaar was met dit onderricht stond Simon Juda op, die Petrus genoemd werd, en zei: 'Heer, ook wij allen danken U voor deze geweldige les; want nu pas voel ik tot diep in mijn gemoed dat U wat Uw lichaam betreft de Zoon Gods bent en daarom ook werkelijk Christus, over wie de profeten vanaf Mozes herhaaldelijk voorspellingen hebben gedaan, maar ook al vóór Mozes, te beginnen met Abraham, de grote verlichte oeraartsvaders van de mensen. Ik zou nu werkelijk niet meer weten met wat voor vraag ik U verder nog lastig zou kunnen vallen; want alles lijkt mij nu duidelijk, in een geweldig beeld voor mijn ogen te zweven.'
[2] Daarop zei Ik: 'Simon Juda, dat heb je goed gezegd, omdat het zo is. maar toch zul jij samen met de andere schapen op de vlucht slaan wanneer de herder geslagen wordt; want een mens moet eerst menige proeve van zijn geloof aan .de dag leggen, voordat hij als voleindigd op zijn Meester gaat lijken. Herinner je daarom Mijn woorden, dat het ook jou nog zal gebeuren dat je Mij tegenover de wereld geheel en al zult verloochenen! Je zult dan wel weer omkeren en je zwakke geloof versterken - maar niet uit jezelf, maar uit Mijn geest in jou, die je daar flink bij je haren naartoe zal trekken!'
[3] Daarop zei Simon Juda: 'Heer en Meester, het is toch merkwaardig van U dat U ons, terwijl we toch al vanaf het begin bij U zijn geweest en ter wille van U alles hebben verlaten - zoals onze akkers, huizen, vrouwen en kinderen - nu nooit eens echt iets goeds kunt voorspellen!'
[4] Ik zei: 'Als Ik jullie alleen voor deze wereld geschapen en geroepen zou hebben, zou Ik jullie ook alleen maar goede wereldse dingen kunnen voorspellen; maar omdat Ik jullie alleen voor Mij en voor Mijn rijk aan gene zijde heb geroepen - wat maak je je er dan druk om als Ik jou, wat deze wereld aangaat, niets goeds en aangenaams kan voorspellen? Want je weet toch dat de eigenlijke slechte en duistere wereld alleen datgene liefheeft en gelukkig maakt, .wat. .is zoals ze zelf is; wat echter niet zo is, vervolgt en verdoemt zij .
[5] Jullie zijn echter evenals Ik niet van deze wereld, maar van boven - derhalve vervolgt en haat de wereld ons ook; en omdat het zo is en niet anders, kan Ik jou, Mijn beste Simon Juda, wat deze wereld betreft ook niets anders :oorspellen dan alleen hetzelfde wat Ik jullie steeds al heb voorspeld! Begrijp je dat?'
[6] Daarop zei Simon Juda: 'O Heer en Meester, ik begrijp het wel, maar het vergaat mij daarbij niet veel anders dan onze vriend de opperstadsrechter men wordt door Uw oneindige volmaaktheid en persoonlijke aanwezigheid volkomen vernietigd!
[7] Maar nu ik toch aan het praten ben, zou ik U om een nadere opheldering willen vragen over een gelijkenis van het rijk Gods, die U ons eens in de buurt van Besetha * ( Waarschijnlijk Bethsaïda) hebt gegeven. U hebt ons destijds weliswaar een verklaring gegeven die heel goed te begrijpen was, maar uit het beeld zelf heb ik zelfs met de beste wil nooit helemaal wijs kunnen worden.
[8] Het beeld of de gelijkenis was, dat het rijk Gods, dat hetzelfde is als het hemelrijk, lijkt op een zaaier, die uitging om tarwe op zijn akker te zaaien. Tijdens het zaaien viel er een gedeelte op paden en wegen; dat werd gedeeltelijk al gauw vertrapt en gedeeltelijk door vogels opgegeten, ontkiemde dus met en leverde geen vrucht op. Een ander gedeelte viel op rotsen en stenen, ontkiemde wel zolang het nog vocht had, maar dat was spoedig niet meer het geval, zodat het zaad geen voeding meer had, verdorde en ook geen vrucht opleverde. Een gedeelte van het tarwezaad viel tussen doornen en struiken, ontkiemde weliswaar, maar werd al gauw door de doornen en de struiken overwoekerd, verstikte en leverde derhalve ook geen vrucht op. Slechts een gedeelte viel in goede aarde en leverde honderdvoudig vrucht op.
[9] Dat was het beeld, o Heer en Meester, dat U ons hebt verteld; en toen wij U vroegen: 'Waar en hoezo dan?', zei U tegen ons: aan jullie is het gegeven om de geheimen van het rijk Gods te begrijpen -echter niet aan de anderen, zoals er ook in de Schrift geschreven staat: 'Ze zullen kijken en toch niets zien, luisteren en toch niets horen en begrijpen!'
[10] Daarna verklaarde U ons het beeld, en wij waren allemaal heel tevreden met de uitleg, maar tot nu toe nog niet helemaal met het beeld zelf.
[11] Als U, o Heer en Meester, óns ermee hebt bedoeld, die er door U voor bestemd zijn om Uw leer, die het eigenlijke rijk Gods op aarde is, onder de mensen te verbreiden, en ons als de zaaier hebt voorgesteld, dan zou Uw beeld helemaal kloppen; maar als U Uzelf als de zaaier hebt voorgesteld, komt het beeld mij steeds weer enigszins eigenaardig voor, omdat ik mij geen echt verstandige zaaier kan voorstellen die driekwart van zijn edele tarwe daar zaait, waar de ervaring van zeer lange tijd hem toch had moeten leren dat paden en wegen, rotsen en stenen, doornen en struiken absoluut niet geschikt zijn om er edele tarwe in te zaaien, omdat die op zulke plaatsen nooit vrucht kan opleveren -en zo verstandig zal de zaaier toch wel zijn, dat hij voor het zaaien van zijn zuivere tarwe eerst een akker geschikt zal maken, voordat hij er zijn tarwe in zaait, opdat die hem dan honderdvoudige vrucht oplevert.
[12] Maar U, o Heer en Meester, bent als Zaaier oneindig veel wijzer dan wij allemaal ooit zullen worden, en ik heb dus het idee dat ik een grote zonde bega als ik U voor zo'n onverstandige zaaier zou houden; maar als U ons, Uw leerlingen, als die onverstandige zaaier hebt voorgesteld, dan is zoals gezegd Uw beeld volkomen juist -want in ons zit nog veelonverstand en onwetendheid.
[13] Bovendien hebt U ons al verschillende keren gewaarschuwd dat wij Uw parels -die hetzelfde zijn als de zuivere tarwe en derhalve ook hetzelfde als het rijk Gods -niet voor de zwijnen moeten gooien, en ik denk dat U met Uw beeld ook hebt willen zeggen dat wij Uw tarwe niet op paden en wegen, op rotsen en stenen en tussen doornen en struiken moeten zaaien, omdat die daar geen vrucht zal dragen. Heer en Meester, heb ik Uw gelijkenis zo op de juiste manier belicht?'
«« 212 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.