De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 214 / 244 »»
[1] Simon Juda zei: 'Heer en Meester, ik heb nog wel iets, en wel uit de tijd van Uw beroemde bergrede; maar eerlijk gezegd schaam ik me om dat naar voren te brengen, omdat mijn domheid daardoor nog een graadje sterker belicht zal worden!'
[2] Ik zei: 'Wel, wat heb Ik dan in de bergrede gezegd, wat je nog altijd niet behoorlijk in je gemoed hebt verteerd?'
[3] Daarop zei Simon Juda met benepen stem: 'Och, daar was sprake van het uitrukken van ogen en het afhakken van handen, als het een of ander je mocht ergeren; want het zou beter zijn om met één oog en met één hand in de hemel opgenomen te worden dan met twee ogen en twee handen in de hel af te dalen.
[4] Ik weet wel, o Heer en Meester, dat U dat alleen geestelijk hebt bedoeld, maar ondanks de uitleg die U ons hebt gegeven hebben wij het geestelijke toch met helemaal tot op de bodem kunnen vatten. We zijn daarbij toch voor zeker driekwart aan de altijd nog wat eigenaardig klinkende letterlijke betekenis blijven hangen en begrepen toch echt niet hoe je het moet aanpakken om, in het geval dat een oogje ergert, het oog zomaar uit te rukken; het blind maken van een oog zou in ieder opzicht gemakkelijker zijn. Met het afhakken van een hand zou het in de meeste gevallen nog ellendiger toegaan; want ten eerste heb je niet altijd een scherpe hakbijl bij je, en ten tweede zou het afhakken van een hand mij bijzonder slecht lukken wanneer ik wellicht mijn rechterhand zou moeten afhakken, omdat ik met mijn linkerhand werkelijk erg onhandig ben in die bezigheid.
[5] Ik weet wel, o Heer en Meester, dat ik hiermee iets heel doms en belachelijks naar voren heb gebracht -maar wat heeft het voor zin dat U die dingen in Uw bergrede hebt gezegd, als ik ze niet in de ware geestelijke betekenis heb kunnen begrijpen, evenals ik Uw prediking in Kapernaüm niet goed heb begrepen, waarin U uitdrukkelijk hebt bevolen Uw vlees te eten en Uw bloed te drinken, omdat men anders niet het eeuwige leven zou kunnen ontvangen en Uw rijk binnengaan?
[6] Die gelijkenis heeft de scherpzinnige waard voor ons opgehelderd, welke opheldering Uzelf als goed en waar hebt bevestigd, en wij waren daar allemaal volkomen tevreden mee. Maar met het genoemde verminken van het lichaam wil het ons nog niet zo goed lukken, en als wij die bergrede verder onder het volk verbreiden, zouden er echt hier en daar zwakke mensen kunnen zijn die dat onderricht letterlijk ten uitvoer zouden kunnen brengen; het wijzere deel van de mensen zou die leer dan als wreed en onwijs noemen, en wij zouden daar niet veel goede vruchten mee oogsten.
[7] Tenslotte zou het kunnen gebeuren dat daardoor een gehele zwakke gemeente eenogig en eenhandig zou worden, en dat al te blind vrome ouders wellicht uit voorzorg zo'n verminking aan hun kinderen zouden toebrengen, om te voorkomen dat ze later door dat ene oog of die ene hand geërgerd zouden kunnen worden!'
[8] Daarop zei Ik tegen Simon Juda: 'Wat dat betreft moet je je tot Mijn beste Johannes wenden, die de geestelijke waarheid van dat beeld al direct na de bergrede kon verklaren, en dan zul ook jij duidelijk inzien dat Ik daarmee geen lichamelijke verminking heb aanbevolen, maar alleen het strenge bewaken van de steeds vrije wil van de mens en zijn verstand! Begrijp je dat?'
[9] Nu zei Simon Juda: 'O Heer en Meester, met Uw laatste twee woorden hebt U mij de zaak volledig verklaard en kan ik broeder Johannes met rust laten; want dat het verstand van de mens het oog van de ziel is en de wil haar handelende hand staat mij nu heel duidelijk voor ogen.
[10] Maar een mens heeft twee ogen en twee handen en heeft dienovereenkomstig ook twee verstanden en twee willen, namelijk een goed en een slecht verstand en derhalve ook een goede en een slechte wil.
[11] Als het slechte verstand het goede ergert, moet je dat onderkennen en voor altijd afstand doen van het slechte verstand, en evenzo moet je met de wil doen; en het is natuurlijk ook beter om met je goede verstand en wil het hemelrijk binnen te gaan dan met twee verstanden en willen naar de hel te gaan. Want ik houd het er nu op dat iemand die zich al naargelang de gesteldheid van zijn liefde voor de wereld nu eens door zijn slechte verstand en zijn slechte wil en dan weer door zijn goede verstand en goede wil tot allerlei handelingen laat verleiden, reeds op deze wereld een aartsduivel is. Want iemand anders, die als gevolg van zijn oorspronkelijke opvoeding alleen maar een slecht verstand en een slechte wil heeft en derhalve ook niet anders dan slecht kan handelen, is in feite eigenlijk geen boosaardige, maar veeleer een domme duivel, voor wie je nog tot U de bede kunt richten: 'Heer, vergeef hem en maak hem beter; want tot nu toe heeft hij niet geweten wat hij heeft gedaan!' O Heer en Meester, wees zo genadig mij te zeggen of ik nu goed en juist heb geoordeeld!'
[12] Ik zei tegen Simon Juda:'Nu heb je volkomen goed en juist geoordeeld; maar je zult tevens hebben gemerkt dat jouw vlees je dat oordeel niet heeft ingegeven, maar alleen Mijn geest in jou! Daarom moet ook jij proberen je wereldse verstand en wereldse wil volkomen kwijt te raken, dan zal het hemelse begrip van de geest en de kracht van het hemelse willen je volkomen eigen worden!
[13] Als je nu nog iets hebt op het gebied van het onderricht dat Ik de mensen heb gegeven, laat het dan horen; want vandaag ben Ik in de stemming om alles wat voor jullie krom lijkt, recht te maken!'
«« 214 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.