De Heer kondigt de waard een karavaan aan

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 231 / 244 »»
[1] Nu kwamen ook zijn vrouwen zijn twee dochters bij ons in de gastenkamer, en de vrouw vroeg aan de waard: 'Nemen deze gasten geen warm eten, geen vis en geen vlees?'
[2] De waard zei: 'Als ze dat hadden gewild, zou ik het je wel gezegd hebben; deze gasten nemen genoegen met brood en wijn, en jij en de kinderen kunnen je dus wel ter rus te begeven!'
[3] De waardin zei: 'We zullen vannacht echt niet veel kunnen rusten; want we hebben nog maar twee broden, en zoals ik zie zijn hier veel gasten, die morgen aan twee broden niet genoeg zullen hebben.'
[4] De waard zei: 'Ga dan aan jullie werk, en zorg dat we morgen goed brood hebben!'
[5] Daarop zei Ik: 'Laat het brood bakken wat ons betreft maar achterwege; want zolang wij hier blijven zullen we geen gebrek aan brood hebben! Maar pak een paar stukken brood van de tafel en geef ze aan je vrouwen je twee dochters, en vul ook drie bekers met Mijn wijn en geef hun te drinken!'
[6] Dat gebeurde dan ook, en de vrouwen de twee dochters waren een en al verbazing over de kwaliteit van de wijn en vroegen de waard waar hij die vandaan had gehaald; want ze wisten niets van zo'n goede wijn in de kelder van de waard.
[7] De waard zei: 'Daar zullen we morgen over praten -de gasten hebben de wijn meegebracht; maar ga nu tegen de knechten zeggen dat ze voor morgen verse vis moeten halen!'
[8] Toen zijn vrouwen dochters dat hoorden, bedankten ze voor de wijn alsook voor het brood, alleen kon de vrouw niet goed begrijpen waar wij zoveel brood vandaan hadden gehaald, aangezien de hele grote tafel nog vol brood lag, en de vrouw dacht dat de waard misschien brood van een buurman had geleend.
[9] Maar de waard zei: 'Dat gaat je helemaal niets aan - je zult het morgen wel horen; maar doe nu wat ik je heb gezegd!'
[10] Daarop verliet de vrouw met haar twee dochters ons, en wij hadden geen verder gevraag meer van de vrouwen dus rust.
[11] Toen de waard door de wijn echt gemoedelijk was geworden, vroeg hij Mij waar Ik met Mijn metgezellen vandaan was gekomen, en waarheen Ik wellicht verder zou reizen.
[12] Ik zei tegen hem: 'Ook daarover zul je morgen meer te horen krijgen; maar zoveel mag je wel weten, dat Ik van boven ben gekomen en nu via het Jordaandal naar de directe omgeving van Jeruzalem zal reizen.'
[13] De waard was tevreden met dit antwoord en vroeg Mij, of Ik Mij samen met Mijn metgezellen al gauw ter ruste zou begeven.
[14] Ik zei: 'Jouw stoelen rondom deze tafel zijn erg gemakkelijk, daarom blijven wij allemaal bij deze tafel zitten en zullen zo onze nachtrust nemen!'
[15] De waard zei: 'Zoals jullie wensen, zullen jullie het ook krijgen! Maar ik heb ook heel goede rustbedden; als jullie echter de voorkeur aan de stoelen geven, dan is mij dat ook goed.'
[16] Ik zei tegen hem: 'Ik weet wel dat je ook voldoende rustbedden bezit; maar die zul je vandaag nog nodig hebben -want over een uur zal er een kleine karavaan van Jericho hierheen komen, en die zal ook bij jou zijn intrek nemen.Je mag je er dus wel op voorbereiden; want Ik vertel je geen onwaarheid.'
[17] Toen de waard dat van Mij had gehoord, ging hij snel naar de keuken en vertelde het aan zijn vrouw, en zijn vrouw raakte daardoor behoorlijk in paniek vanwege het gebrek aan brood.
[18] De waard kwam weldra weer terug en zei tegen Mij dat zijn vrouw in grote verlegenheid was geraakt, omdat ze nog maar twee broden in voorraad had.
[19] Maar Ik zei tegen de waard: 'Ga dan maar eens naar je broodkamer, en kijk of je niet meer dan twee broden in voorraad hebt!'
[20] Toen liep de waard ijlings de kamer uit, want hij vermoedde dat Ik zijn twee broden wel eens op dezelfde manier vermeerderd zou kunnen hebben als het brood op de tafel. En toen hij in de broodkamer kwam, zag hij dat die helemaal vol was met uitstekende broden.
[21] Hij vertelde het direct aan zijn vrouw, die van louter verbazing haar handen ineen sloeg en aan de waard vroeg wat voor iemand Ik eigenlijk was dat Ik in één ogenblik uit het niets zoveel broden kon scheppen, en of het wel vertrouwd was om zulk getoverd brood te eten.
[22] De waard zei: 'Je hebt zojuist in de kamer met onze twee dochters toch van hetzelfde brood gegeten, en het heeft jullie niet geschaad, evenmin als mij en de merkwaardige gasten, die allemaal dat wonderbaarlijke brood hebben gegeten en nog eten; maak je dus maar geen zorgen! Maar ga naar de aangrenzende tweede grote gastenkamer en maak daar alles in orde voor de gasten die weldra zullen aankomen; steek lichten aan, zodat de aankomenden direct een goed verlichte gastenkamer binnen kunnen gaan! Als ze aan tafel zijn gaan zitten, bedien ze dan zoals het hoort; want ik zal mij niet veel met de nieuw aangekomenen kunnen bemoeien, omdat ik bij de eerste gasten blijf en hen zo nodig ook bedien!'
«« 231 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.