De kritiek van de waard op de Joodse priesters

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 244 / 244
[0]
[1] Daarop zei de waard: 'Je hebt weliswaar niet slecht gesproken, maar ik moet toch de opmerking maken dat wij, pure Romeinen, die door jullie als heidenen worden genoemd nog nooit iets bijzonder goeds over jullie priesters van Jeruzalem hebben gehoord! Want jullie zitten vol hoogmoed, vol zelfzucht en heerszucht en vervolgen iedereen die het waagt jullie met de zuivere waarheid te confronteren; en ik ben sterk van mening dat jullie profeten -die jullie zelf hebben gestenigd, omdat ze jullie de waarheid zeiden geen ongelijk hadden dat ze vanwege jullie niet zo prijzenswaardige eigenschappen jullie de ondergang voorspelden.
[2] Want voorzover ik weet is veel van wat ze over jullie voorspeld hebben uitgekomen, en er staat jullie nog het een en ander te wachten, en dat zal ook gebeuren. Want jullie godsdienstcultus bestaat er alleen uit dat jullie een tem pel hebben, rijkelijk voorzien van allerlei kostbaarheden, een offeraltaar en een zogenaamd Allerheiligste, voorzien van de zogenaamde Ark des Verbonds, die nog van Mozes en Aäron afkomstig zou zijn -terwijl jullie de oude weg hebben gedaan en er een nieuwe voor in de plaats hebben gezet, die zonder kracht en werking is, wat veel Romeinen weten. Dan vraag ik als waarheidslievende Romein: waarom blijven jullie niet bij de waarheid, en waarom bedriegen en beliegen jullie daarentegen het volk en drijven het met geweld de duisternis van een klinkklaar bijgeloof in, terwijl jullie toch zelf geen jota geloven van wat jullie het volk leren?
[3] Was het dan van jullie kant niet verstandiger geweest, aangezien jullie hebben waargenomen dat de oude Ark des Verbonds zijn kracht heeft verloren, om tegen het volk te zeggen: 'Onze God heeft vanwege onze vele zonden Zijn genade van ons weggenomen; laten we daarom allemaal werkelijk boete doen en God net zolang bidden, tot Hij Zich in Zijn genade weer over ons ontfermt!'? Maar zie, dat hebben jullie niet gedaan; ter wille van jullie wereldse goede leventje en wereldse eer hebben jullie liever het volk bedrogen dan dat jullie je samen met het volk weer tot jullie God hebben gewend!
[4] Kijk, dat is bij ons Romeinen niet het geval! Er zijn ook bij ons weliswaar heel veel soorten bijgeloof; maar een ware Romein houdt zich aan de waarheid, en als hij een mens heeft getroffen die in allerlei waarheden grondig thuis is en ingewijd, neemt hij hem vriendelijk op en verrijkt hij zichzelf met de geestelijke schatten van die waarheids en wijsheidsvolle man.
[5] Geestelijke schatten zijn immers onvergelijkelijk veel meer waard dan materiële; want alle materiële schatten zijn vergankelijk en gaan ooit tot ontbinding over, maar de geestelijke blijven steeds bestaan en brengen goede dingen onder de mensen, en dat goede en ware moet daarom onder de mensen in steeds toenemende mate in stand gehouden worden, zolang deze aarde door mensen bewoond zal blijven.
[6] Als zich echter menselijk gemeenschappen vormen, die zich uit hoogmoed, heerszucht en zelfzucht alsook uit traagheid met alle hun ten dienste staande middelen tegen het goede en ware teweerstellen, dan is het gemakkelijk te begrijpen dat zulke mensen en het volk dat hun aanhangt van dag tot dag dieper in de duisternis wegzakken en dat ze die door de Godheid gewekte mannen vervolgen, die het wagen hun met de waarheid tegemoet te treden. En ik heb de indruk dat dat bij jullie Joden niet pas nu, maar al sinds heel lang betreurenswaardig genoeg zo is geweest, dat jullie al die mannen hebben vervolgd die bij jullie de oude goddelijke waarheden weer hebben willen invoeren.
[7] Als wij Romeinen niet zo machtig zouden zijn als wij zijn, zou jullie hoogmoed en jullie heerszucht ons allang uit jullie land hebben verdreven! Maar wij zijn tegenwoordig een groot en dapper volk en houden ook jullie Mozes en jullie profeten in ere; maar voor jullie hebben wij geen vrees en wij verachten in jullie wat al lange tijd veracht diende te worden. En ik wil jullie wel zeggen dat wij jullie bedrieglijke spel niet lang meer zullen aanzien, en als wij opnieuw zullen komen, met de wapens in de hand, zullen jullie er niet zo schappelijk vanaf komen als destijds, toen wij voor het eerst jullie land zijn binnengedrongen en jullie aan ons hebben onderworpen.
[8] Want als wij weer komen, zullen wij jullie steden en synagogen niet zo ontzien als wij vroeger hebben gedaan; daarom geef ik je het advies om wijze en waarheidsvolle mannen niet te vervolgen, maar ze liefdevol op te nemen, naar hen te luisteren en je daarnaar te richten, dan zullen wij het gemakkelijk eens worden.
[9] Ik zou die Galileeër heel erg graag ontmoeten en mijn halve vermogen ervoor over hebben als hij mij de eer zou aandoen deze herberg van mij te bezoeken! En ik ben dan ook van mening dat jullie Jeruzalemmers hetzelfde zouden moeten doen; het zou voor jullie zeker beter zijn als jullie hetzelfde zouden denken en wensen als ik en die wijze Galileeër allervriendelijkst zouden opnemen, naar hem luisteren, maar daarna ook doen wat hij jullie aan goede en ware dingen had gezegd. En ik zeg je, mijn beste vriend: al het goede en ware beloont uiteindelijk zichzelf; het tegendeel straft zich echter ook vanzelf!
[10] Kijk, dat zijn zo mijn opvattingen, die ik door mijn vele reizen in ons Romeinse keizerrijk vergaard heb! Blijf jij ook bij deze opvatting en dit streven van mij, dan zul je beter varen dan wanneer je aan je starre vervolgingszucht vasthoudt tegenover iedereen die het met jouw opvatting onmogelijk eens kan zijn, omdat die op zichzelf volkomen verkeerd is, en de wijze mannen vervolgt, waar ze ook vandaan komen, zoals ook bijna al jouw metgezellen en collega 's hen vervolgen! - Ben je het met me eens of niet?'
[11] Daarop zei de Farizeeër heel verlegen: 'Mijn beste waard, vanuit jouw standpunt gezien kun je wel gelijk hebben; men moet vooral de waarheid en het goede zoeken -maar waar is het te vinden? Tenslotte is en blijft de mens toch altijd beperkt tot een of ander geloof, en nog niemand heeft jullie sluier van Isis kunnen oplichten! Wij zijn derhalve van mening dat het beter is een volk bij een geloofssysteem te laten - of de grondbeginselen ervan nu veel of weinig waars bevatten - dan het al te zeer met nieuwe waarheden kennis te laten maken, die het uiteindelijk toch niet helemaal kan vatten, terwijl het dan wel het oude geloof verlaat en dan de oude leiders van dat geloof begint te haten en te vervolgen.'
[12] De waard zei: 'Daar vergis je je lelijk in! Als geen mens de waarheid meer zoekt, gaat alles wat er op deze aarde bestaat over tot een soort verrotting en ontbinding. ..' - Met deze betekenisvolle woorden breekt het dictaat van de Heer, voorzover het aan Lorber werd gegeven, op 19 juli 1864 af. Jakob Lorber, die al geruime tijd ziekelijk was (zie de voetnoot bij hoofdstuk 150), werd op 23 augustus 1864 door de Heer uit zijn aardse werkzaamheden weggeroepen.
«« 244 / 244
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.