Over de weggeworpen hoeksteen - waarvan de tijd nu gekomen is - en over het einde van de valse profeten

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 26 / 244 »»
[1] Nu is ook de tijd van de hoeksteen gekomen die de bouwlieden, met name die van Babel, weggeworpen hebben. Wie zich nu aan deze steen stoot zal te pletter lopen, en degene op wie de bouwsteen valt, zal vermorzeld worden, zoals dat nu binnenkort en zeer binnenkort bij allen zal gebeuren die de hoeksteen aan de kant zetten en de hoer van Babel willen aanhangen. O, wat zullen ze binnenkort jammeren en weeklagen; maar de verworpen hoeksteen zal hun geen hulp brengen!
[2] Lange tijd heb Ik met het grootste geduld het spel van de zwijnen aangezien, zoals tijdens Mijn aardse leven de zwijnenhoeders in Gadara hun zwijnen; maar er waren twee erg bezetenen in de oude basaltgroeven -want Gadara was een oude mijnstad.
[3] Op wie leken de twee bezetenen, die met kettingen en touwen in de grote, oude groeven werden vastgehouden, die toen Ik kwam hun ketenen en touwen stuktrokken, naar Mij toe liepen en tegen Mij zeiden: 'Wat hebben wij met U te maken, vóór onze tijd gekomen is?' Kijk, die twee leken op de laaghartige, oude geest van werelds winstbejag, waarin een legioen andere kwade geesten zitten!
[4] Maar omdat die geesten wel zagen dat het Mij ernst was, vroegen ze Mij hun toe te staan in de zwijnen te varen, en de twee werden vrij en loofden Mij, hoewel de Gadarenen Mij daarna vroegen hen te verlaten, omdat ze te bang voor Mij waren. En zo zullen in de toekomst ook de echte geest van de wereld en zijn bedrijvigheid Mij loven, omdat hij door de macht van Mijn licht bevrijd is van het legioen van zijn kwade, zelfzuchtige geesten, die weliswaar in hun zwijnen voeren, maar daarmee ook in de zee ten onder gingen.
[5] Tot de zwijnen behoren alle ultramontaanse dienaren van de hoer van Babel, door hun oneerlijke, hebzuchtige en heerszuchtige strevingen, waarvan ze maar al te openlijk en luid blijk gaven door hun concordaten en missies, breven* (* Concordaat: overeenkomst tussen kerk en staat. Breve: pauselijk schrijven.) en banvloeken. En al sinds de tijd dat de hoer van Babel over de volkeren en hun koningen heerste, voeren de legioenen kwade geesten in de bovengenoemde zwijnen, die zich vervolgens in zee begonnen te storten; en in deze tijd ook het meest, vandaar dat hun ondergang zeker is.
[6] De zee is hun hardnekkigheid om in de oude duisternis te volharden en het licht, dat Ik nu in alle takken van wetenschap en techniek vanuit de hemelen aan alle mensen laat toestromen, in alle richtingen te vervolgen en te vervloeken.
[7] Kijk, dat is de zee waarin de zwijnen worden gedreven door de geesten die al lange tijd in hen gevaren zijn, en waarin ze hun zekere ondergang vinden!
[8] Ze hebben een kuil gegraven voor Mijn oerlicht uit de hemelen om het daarin te verbergen voor de ogen van de mensen en hen tot hun werelds voordeel in duisternis te houden; maar Ik heb het licht vrijgemaakt, en nu storten ze zelf in het door hen gegraven graf, waarin Mijn hemelse oerlicht had moeten verstikken en ten onder gaan.
[9] Aangezien dat nu voor ieders ogen en kenbaar geworden wensen gebeurt, is het zinloos om te vragen wanneer dat zal gebeuren.
[10] Het valt gemakkelijk in te zien dat zoiets niet in één ogenblik kan gebeuren, evenmin als de nacht heel plotseling voor de volle dag kan wijken; maar alles in deze wereld moet zijn tijd hebben, en geen mens, hoe groot zijn talenten en capaciteiten ook zijn, kan in één dag een geleerde of een kunstenaar worden, en geen enkele vrucht van een boom wordt plotseling rijp en eetbaar. Maar als de bomen in het naderende voorjaar vol sap raken en de knoppen sterk beginnen te zwellen, dan is dat toch een zeker teken dat het warme voorjaar en de zegenrijke zomer heel dichtbij zijn gekomen; enkele perioden van lichte vorst daar tussendoor geven dan geen noemenswaardige doorslag meer.
[11] Wat de profeet Ezechiël in het 14e hoofdstuk voorspelt over de bestraffing van Israël en Jeruzalem, geldt nu voor het hele valse profetendom: het zal en moet uitgeroeid worden.
[12] Waaruit het valse profetendom bestaat en wie de Farizeeën van de huidige tijd zijn, dat hoeft voor geen enkel enigszins helder denkend mens nader aangeduid te worden; want iedereen kent de oude vijanden van het licht, van de waarheid en de liefde uit Mij .
[13] Als Ik Zelf tegen de apostelen heb gezegd dat ze niemand mochten oordelen, verdoemen of vervloeken, opdat datzelfde, van Mij uitgaand, hen niet zou overkomen -wie heeft hun dan het recht verleend om diegenen die door Mijn geest de zuivere waarheid hebben gezocht en nog zoeken, te veroordelen, te verdoemen en hun de meest verschrikkelijke en afschuwelijke banvloeken op te leggen?! Daarom zullen ze zelf in die kuil geworpen worden, die zij voor vele miljoenen mensen hebben gegraven, en daarin zullen hun kwade werken eveneens onverbiddelijk en zonder enig erbarmen gericht worden en zullen ze hun beloning ontvangen.
[14] Kijk naar alle werelddelen, dan zul je ontdekken hoe gehaat het valse profetendom van de hoer van Babel bij bijna alle ook maar enigszins betere volken op aarde is geworden, en hoe hun zendelingen ontvangen en gerespecteerd worden! Zeker niet op de manier zoals je in de aan de hoer van Babel dienstbare bedrieglijke bladen leest, maar heel anders. Alleen bij zeer ruwe en wilde volken kunnen ze zich nog een korte tijd handhaven. Maar wanneer ze daar -maar al te gauw -hun hebzuchtige en heerszuchtige neigingen of de wolf onder hun schaapskleren merkbaar en gemakkelijk herkenbaar laten zien, is het succes van hun zending ook voorbij, en kunnen ze maken dat ze daar heelhuids vandaan komen.
[15] Hoe vaak hebben ze al niet naar China en Japan, waar veel goud, zilver en andere schatten zijn, hun brutaalste zendelingen gestuurd! Zolang ze hun schaapskleren niet aflegden, werden ze geduld en trokken ze velen naar zich toe ter wille van de voorgewende leer van de hemelse vrede; maar toen ze eenmaal -zoals men pleegt te zeggen -warm liepen en hun schaapskleren hun ongemakkelijk begonnen te zitten en ze begonnen denken dat ze nu in hun ware, innerlijke gedaante hun gang konden gaan, werden ze ook onmiddellijk herkend in alle dingen die ze eigenlijk wilden, en men greep hen en gaf ze hun welverdiende loon.
[16] Als men in Babel bericht ontving over hun verdiende, kwade lot, verklaarde men hen met veel staatsie heilig, hoewel Ikzelf heb gezegd en geleerd dat alleen God heilig is. Maar tegen zulke heiligen kan Ik alleen maar zeggen: 'Ik ken jullie niet en heb jullie nooit gekend; ga dus uit Mijn ogen en zoek jullie heil en beloning bij degenen in wier naam jullie hebben gepredikt en gehandeld! Want in Mijn naam hebben jullie nooit gepredikt en nog minder gehandeld; want sinds jullie kinderjaren hebben jullie tegenover niemand een daad van ware naastenliefde verricht, zoals Ik die geleerd heb, omdat jullie nog nooit in Mij hebben geloofd maar alleen Mijn naam tot jullie wereldse voordeel hebben misbruikt, en daarom hebben jullie van Mij ook geen loon en geen genade te verwachten. Ga nu dus maar naar degenen die jullie hebben gediend en verlang je beloning van hen!'
«« 26 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.