De Heer bij de waard in Pella

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 33 / 244 »»
[1] Bij deze herberg hielden wij stil, en de waard kwam ons tegemoet en verontschuldigde zich dat hij ons niet kon opnemen; want ten eerste was zijn herberg veel te klein om ons plaats te kunnen bieden, en ten tweede had hij zo weinig mondvoorraad dat het voor ons niet voldoende zou zijn. Maar midden in de stad bevond zich een Griekse herberg, die van alles voorzien was, en daar zouden wij goed onderdak kunnen vinden.
[2] Ik zei: 'Dat wist Ik allang voordat jij geboren was; maar Ik ben nu niet ter wille van de heidenen, maar alleen ter wille van de Joden hierheen gekomen, en als die Mij absoluut niet willen opnemen, zal Ik wel weten wat Mij nog te doen staat. Laat ons dus de ruimte van je herberg en je synagoge zien!'
[3] Daarop keek de waard Mij verbaasd aan en zei: 'Vriend, wie ben jij eigenlijk, dat je ronduit gebiedend tegen mij spreekt?'
[4] Ik zei:' Als je zou weten wie Ik ben, zou je tegen Mij zeggen: 'Heer, ik heb een zoon die aan jicht lijdt, waar al vele artsen hun kunsten op hebben beproefd; daardoor ben ik arm geworden, en mijn zoon lijdt elke dag ergere pijn! Help mijn zoon, want U kunt alles!' Maar jij weet het niet, daarom heb Ik het je nu gezegd.'
[5] Toen de waard dat uit Mijn mond had gehoord, dacht hij bij zichzelf: 'Hoe weet deze vreemdeling, die onze bergstad Pella nog nooit heeft gezien, dat mijn zoon aan jicht lijdt en dat zijn lijden van dag tot dag erger wordt?'
[6] Daarop wendde hij zich pas tot Mij en zei (de waard): 'Heer, dat u geen gewoon mens bent, heb ik nu wel duidelijk gemerkt; en als u mijn zoon kunt genezen, zal ook ik ondanks mijn armoede alles geven om mij tegenover u en uw metgezellen dankbaar te betonen!'
[7] Ik zei: 'Breng Mij dan naar je zoon, dan zal het beter met hem gaan!'
[8] Toen bracht de waard Mij naar het vertrek van zijn zieke zoon, waar rond de jammerende en klagende zieke zijn moeder en zijn zusters zaten te treuren en God baden of Hij de zieke toch eindelijk eens van zijn lijden wilde bevrijden.
[9] Toen zei de waard tegen de zijnen: 'Houd op met klagen, want kijk, hier is een vreemde arts die mijn zoon kan en zal helpen, en ik geloof stellig dat alleen Hij dat kan doen!'
[10] De treurenden zeiden: ' Als deze arts dat kan, heeft God de Heer onze gebeden verhoord!'
[11] Ik zei: 'Ja, ja, Hij heeft ze verhoord, en nu zeg Ik vanuit Mijn eigen macht, die in Mij is:jij,jichtlijder, Ik wil datje gezond wordt, en zondig in het vervolg niet meer; want door jouw geheime zonden ben je zo komen te lijden!'
[12] Op deze woorden van Mij werd de zoon ogenblikkelijk volkomen gezond, en Ik zei dat hij zijn bed moest verlaten en dat zijn moeder voor hem iets te eten klaar moest maken, maar vers en zuiver. Dat gebeurde ook direct, en de waard en zijn genezen zoon wisten niet hoe ze Mij op passende wijze zouden bedanken of zelfs aanbidden.
[13] Maar Ik zei: 'Breek jullie hoofd en hart niet over de manier waarop jullie je dankbaarheid tegenover Mij moeten betonen; want Ik kijk alleen naar het hart en weet nu wat daarin omgaat! Maar laat Mij nu je herberg en de kleine synagoge zien!'
[14] Nu stribbelde de waard niet meer tegen om aan Mijn wens te voldoen en bracht Mij naar de vertrekken van de herberg, die uiteindelijk toch genoeg ruimte voor ons boden.
«« 33 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.