De Heer en de Romeinse commandant

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 36 / 244 »»
[1] 's Morgens vroeg was de waard het eerste op de been en regelde alles voor de bereiding van een goed ochtendmaal, waarna zijn vrouw, zijn kinderen en zijn knechten en dienstmaagden volop aan het werk werden gezet. Direct daarop stonden wij ook op van onze ruststoelen en banken aan de tafel en gingen een stukje naar buiten; want vanuit deze stad had men werkelijk een prachtig uitzicht over een groot deel van het mooie Jordaandal en over de wijde, brede en nog zeer vruchtbare hoogvlakte.
[2] Deze ochtend verliep echter niet zo rustig als de nacht; want toen wij weer naar het huis terugkeerden voor het ochtendmaal, troffen we voor het huis al veel volk aan, dat voor het merendeel uit heidenen bestond. De reeds genoemde commandant met nog enkelen van zijn ondergeschikten ontbrak niet en evenmin de oude rabbi.
[3] Allen informeerden naarstig naar de wonderbaarlijke genezing van de Zoon die aan jicht leed; ze vertelden het hun zoals het was gebeurd, waarover allen zich buitengewoon verbaasden.
[4] Daarop zei de commandant met een ernstig gezicht: 'Zal ik jullie eens Wat zeggen?! Iemand die in staat is zulke dingen te doen zonder enige hulp van uiterlijke middelen, is een God en geen mens meer! Ik heb al verschillende keren door bepaalde tovenaars wonderen zien doen -maar ik kwam er al gauw achter hoe ze zulke wonderen deden; maar wie kan hier achterhalen hoe deze man de zieke heeft genezen?'
[5] Sommigen vonden wel dat Ik met andere magiërs gemeen had dat ook Ik door een groot gezelschap begeleid werd, en dat men tenslotte niet kon weten waarom dat precies was.
[6] Maar de commandant bleef bij zijn bewering, liet zich niet van de wijs brengen en zei: 'Zijn begeleiders zullen nooit in staat zijn Zijn woord en Zijn wil te versterken; want als men zo'n zieke geneest als de zoon van de Joodse waard, kan er nooit iets bereikt worden door een bepaalde afspraak of door een geheime samenwerking. Wij zouden hier allemaal samen kunnen afspreken om onze wil er vast op te richten dat mijn oudste dochter, die al drie jaar te bed ligt met een ongeneeslijke ziekte, gezond wordt, dan zullen wij daar niets mee bewerkstelligen; maar als die man dat helemaal alleen zou willen, zal mijn dochter zeker heel gauw even gezond worden als de zoon van deze waard!'
[7] Zo spraken de mensen voor het huis van de waard over Mij, terwijl Ik met de leerlingen reeds aan het ochtendmaal zat; want wij waren onopgemerkt door het volk aan de achterkant weer het huis binnengegaan, en het personeel en de kinderen van de waard hadden van hem de opdracht gekregen om Mijn aanwezigheid niet te verraden, behalve wanneer iemand daar van Mijzelf opdracht voor kreeg. Evenmin mochten ze tegen het volk iets zeggen over het wonderbaarlijke ontstaan van de wijn.
[8] Toen wij klaar waren met het ochtendmaal, zei Ik tegen de waard: 'Laat nu de commandant met zijn ondergeschikten, de oude rabbi en de waard van de Griekse herberg binnenkomen, dan zal Ik met hen spreken!'
[9] Daarop ging de waard onmiddellijk naar buiten om de boodschap aan de genoemden over te brengen.
[10] Ze gaven direct gehoor aan de oproep, en toen ze bij ons in de kamer waren, vroeg de commandant bij de waard direct naar Mij.
[11] De waard bracht hem naar Mij toe en zei: 'Voor Degene die op deze stoel zit, zal ik altijd mijn knieën buigen!'
[12] Daarop zei de commandant: 'Ook ik, mijn vriend!'
[13] Hierop maakte de commandant een diepe buiging voor Mij en zei toen: 'Grote Meester, een ongehoord wonder hebt U alleen in dit huis verricht, en mij daarmee een getuigenis gegeven dat U geen mens bent zoals wij, maar naar volle waarheid een God moet zijn! Als U dat echter onmiskenbaar bent, bewijs ons dan de grote genade en zeg ons wat wij eigenlijk van onze verschillende geloofszaken moeten denken!
[14] Ik heb alles onderzocht: onze leer van de veelgoderij, de opvattingen van de oude Egyptische, Griekse en onze Romeinse filosofen. Verder heb ik ook de Joodse leer van de ene God, al hun profeten en wijzen nauwkeurig bestudeerd; die laatste zijn echter moeilijk en voor het grootste deel zelfs helemaal niet te begrijpen, omdat ze een al te fantastische, dikwijls onsamenhangende taal gebruiken en beelden gebruiken die zijzelf wel, maar behalve zij zeer weinigen hebben begrepen. Ik heb ook gesproken met velen uit de ver gelegen morgenlanden over bovennatuurlijke dingen, over hun godsbegrippen en over de wijze waarop de menselijke ziel na de dood voortleeft en dat heb ik ook gedaan met de mensen in het zuidwesten en noorden van Europa.
[15] Maar wat heb ik daar gevonden? Ik zeg het eerlijk: alles -behalve datgene wat ik zocht, namelijk een waarheid die mij overtuigt en die ik kan begrijpen.
[16] Het geloof in één of ook verscheidene onzichtbare goddelijke wezens is overal wel aanwezig -maar hoe verschillend! Het is niet nodig hier de vrijwel eindeloze wirwar weer te geven van al die bovennatuurlijke fantasieën van de mensen met betrekking tot hun godsbegrip en het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam, maar het gaat hier alleen om de echte levensvraag: welke leer bevat de waarheid? Hebben al die mensen die op verschillende manieren in vele goden geloven gelijk, of degenen die in één God geloven?
[17] Als we naar de wetten van ons Romeinse recht kijken, die alleszins goed zijn, en derhalve het meest dienstig voor het voortbestaan van de gemeenschappen van mensen en zelfs volkeren, dan lijkt ook onze veelgodenleer, die natuurlijk erg vervormd is maar uiteindelijk toch de grondslag gevormd heeft voor onze wijze en zo rechtvaardig mogelijke staatswetten, nog altijd de leer te zijn die het meest gelding heeft. Maar de Joodse leer van één God, die veel overeenkomst vertoont met de oer-Egyptische leer, lijkt toch veel dichter bij de grote levenswaarheid te staan, hoewel ze nu onder de Joden veel sterker vervormd is dan die van ons; want men hoeft maar met een enigszins scherpe blik naar het uiterst goddeloze en gewetenloze doen en laten van de Joodse priesters in Jeruzalem te kijken, om te zien en te erkennen dat het veel dommer en slechter is dan dat van onze veelsoortige en verschillende priesters.
[18] U, goddelijke wonderdoener, zult mij zeker in een paar woorden het juiste licht der waarheid kunnen geven!'
[19] Ik zei: 'Mijn vriend Pellagius, commandant over deze stad en drie andere steden, Abila, Golan en Afek! Ik ben hoofdzakelijk ter wille van jou hierheen gekomen, omdat Ik wel wist dat jij al sinds bijna dertig jaar ijverig de waarheid hebt gezocht, maar toch niet in staat was die te vinden.
[20] Maar omdat je de waarheid gezocht hebt zoals maar weinigen van jouw volk en rang, ben Ik, de eeuwige Oerwaarheid Zelf, naar je toegekomen; in Mij heb je dan ook al de volle, heldere en zuivere waarheid gevonden en
[21] Maar jouw oudste dochter Veronica is ziek, en geen arts kan haar helpen; als jij het gelooft en wenst, zal het beter met haar gaan!'
[22] Helemaal overweldigd van blijdschap zei de commandant: 'Ja, Heer en Meester vol goddelijke kracht, ik geloof dat, zoals misschien maar weinigen in het hele Joodse rijk, en wens ook als haar vader de genezing van mijn dochter uit alle kracht; maar ik ben niet waardig dat U, Heilige, onder mijn heidense dak komt om daar mijn dochter, die al dicht bij de dood staat, te genezen.
[23] En dat ik het volste geloof schenk aan Uw woorden, bewijst reeds het feit dat ik mij niet verwonderd heb toen U, die een vreemdeling bent en deze streek nog nooit hebt bezocht, mijn naam kende, die ik als bewijs van eer van deze stad heb gekregen en wist van mijn gezag over de drie steden die U ook nog noemde en nu ook de naam van mijn zieke dochter; want mijn gemoed zei mij immers dat U een God bent en dat voor U alles mogelijk is. Ik geloof dan ook dat mijn dochter vast en zeker gezond wordt, als U ook maar één woord over haar uitspreekt!'
[24] Ik zei: 'Waarlijk, zo'n geloof heb Ik in het volk Israël niet aangetroffen! Jou geschiede dan ook naar je geloof! Stuur nu iemand naar je huis en laatje dochter, die nu reeds gezond is, hierheen brengen, opdat ze zich versterkt met deze wijn en dit brood!'
«« 36 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.