De leerlingen zoeken de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 41 / 244 »»
[1] Daarna keken we naar de uiteenlopende verschijnselen van de ochtend, en Ik verklaarde ze voor de commandant, die daar heel dankbaar voor was en zich erg verbaasde, want er zat in hem nog veel verborgen van de oude mythische elementen van het fantasierijke heidendom uit zijn vroege jeugd, Wat hij niet allemaal in één ogenblik kon kwijtraken.
[2] Hoe ging het op deze ochtend echter intussen in onze joodse herberg?
[3] Toen Mijn leerlingen wakker werden en Mij misten, evenals de waard met zijn gezin, werden ze allemaal bang en vroegen zich af waar Ik deze ochtend helemaal alleen heen kon zijn gegaan, en waarom.
[4] Petrus zei: 'jullie weten toch dat Hij, zolang wij bij Hem zijn, steeds elke ochtend voor zonsopgang naar buiten pleegt te gaan. Hij zal op de juiste tijd wel weer terugkeren; laten we dus niet angstig bezorgd om Hem zijn!'
[5] Daarop zei Jacobus: 'je hebt wel gelijk; maar ik weet ook beter dan ieder van jullie, omdat ik al vanaf Zijn kinderjaren steeds in Zijn nabijheid was en met Hem omging, dat Hij Zichzelf soms graag voor een korte tijd verbergt voor degenen die Zijn lievelingen zijn, en dat Hij dan graag ziet dat ze Hem vol ijver zoeken, Hem ook vinden en hun grote vreugde daarover uiten, als ze Hem hebben teruggevonden! Wij zouden Hem ook deze keer dus moeten gaan zoeken, en wel vol ijver!'
[6] Nu wilde ook judas Iskariot een opmerking in tegengestelde zin maken; maar Johannes viel hem direct scherp in de rede, met de woorden: 'jij was, bent en blijft een leerling van Hem, die nog geen vonk van de geest van waarheid in zich heeft opgenomen.je bent voor het grootste deel een ingebeelde wijze en daarmee lieg je jezelf en vele anderen voor; jij doet er dus het beste aan te zwijgen en diegenen te laten praten, die in Zijn geest willen praten en dat door Zijn genade ook kunnen!'
[7] Daarop zei de terechtgewezen leerling niets meer en ging alleen naar buiten, waar hij enkele joden trof, die hem vroegen of Ik in huis was, en wat Ik deed.
[8] Maar de leerling zei: 'Ga Hem zelf maar zoeken; want ik heb geen opdracht gekregen iemand iets over Hem te zeggen!'
[9] Daarmee liep de leerling verder en bekeek de oude stad, waarvan de huizen merendeels van zwarte stukken basalt waren gebouwd, omdat er in deze omgeving weinig hout aanwezig was om te bouwen.
[10] De in huis gebleven leerlingen overlegden nog verder met elkaar wat ze moesten doen. Tenslotte stemden ze allemaal in met Jacobus en wilden Mij gaan zoeken.
[11] Er kwam echter een dienaar van de commandant - maar niet degene die Mij 's ochtends vroeg het huis van de commandant voorbij had zien gaan, maar een dienaar die door zijn dochter was gestuurd om te informeren naar Mij en naar de commandant, of hij misschien bij Mij was, aangezien hij zo vroeg en zo haastig het huis uit was gegaan. Maar deze dienaar kon van de leerlingen ook niets wijzer worden.
[12] Toen zei Jacobus: 'Hé, daar gaat me een licht op! Omdat de commandant zo vroeg het huis uit is gegaan, heeft hij de Heer zien lopen en is hij Hem gevolgd! Een van zijn dienaren zal wel weten in welke richting hij van zijn huis vertrokken is. Laten we daarheen gaan, dan zullen we een goed bericht krijgen!'
[13] Na deze woorden van Jacobus stonden allen op en gingen naar het huis van de commandant; daar troffen ze al gauw de wachthoudende dienaar, die hun vertelde in welke richting hij Mij en daarna ook de commandant had zien gaan.
[14] Toen de leerlingen, en met hen ook de waard dat hadden vernomen, gingen ze onmiddellijk in dezelfde richting voort en kwamen weldra op de plek buiten de stad, waar Ik Mij samen met de commandant bevond.
[15] Maar omdat Ik en de commandant op een blok basalt zaten, waarvan de achterwand ons verborg, ontdekten de zoekenden ons niet zo snel.
[16] Jacobus zei: 'Laten we deze steenachtige hoogte maar opgaan want van daar af zullen we vast ver kunnen kijken en de Heer zeker ergens zien wandelen! ,
[17] Toen klommen allen omhoog en helemaal boven gekomen zagen zij Mij en de commandant ook al gauw.
[18] Allen waren blij dat ze Mij gevonden hadden; alleen Simon Juda liep naar Mij toe en zei met een vriendelijk gezicht: 'Maar Heer en Meester, kijk, wij waren angstig en bedroefd, omdat wij niet wisten waar U deze ochtend heen was gegaan! Als U ons daar maar iets over gezegd had, zouden wij zoals altijd meteen met U mee zijn gegaan en hadden we ons geen zorgen om U hoeven te maken. Wij vragen U of U ons dat in deze vreemde omgeving niet meer wilt aandoen; maar als U volgens Uw wijsheid ergens alleen heen wilt gaan, zeg ons dan dat wij alleen moeten blijven; dan zullen wij zeker nooit tegen Uw heilige wil ingaan! Want kijk, wij hebben U boven alles lief, en daarom worden wij ongerust als wij ook maar enkele ogenblikken niet weten waar U bent en wat U doet!'
[19] Ik zei: 'Nou, nou, Ik zou het jullie wel gezegd hebben, als Ik niet van tevoren had geweten dat jullie Mij zouden zoeken en zeker zouden vinden! Bovendien heeft het geen van jullie kwaad gedaan dat Ik jullie liefde voor Mij opnieuw weer sterker heb gemaakt. Maar Ik had met deze nieuwe vriend alleen iets te bespreken en ben dus ook alleen hierheen gewandeld.
[20] Deze stad en haar omgeving zal in de tijd van de grote verdeemoediging van Jeruzalem een toevluchtsoord worden voor degenen die in Mij geloven, zoals Ik jullie al heb aangeduid, en daarom moet hier door deze vriend, die over vele heidenen te gebieden heeft, nu al een goede basis gelegd worden voor een stevige gemeente in Mijn naam. En hiermee weten jullie nu ook waarom Ik met de commandant alleen wilde zijn.
[21] Maar als Mijn afwezigheid van slechts enkele ogenblikken jullie al zo ongerust heeft gemaakt, wat zullen jullie dan doen als Ik jullie met Mijn lichaam voor langere tijd zal verlaten?'
[22] Simon Juda zei weer: 'Heer en Meester, wij weten wel wat U ons daarmee wilt zeggen! Als het volgens Uw raadsbesluit zo moet zijn zullen wij Uw afwezigheid, die erg bedroevend voor ons zal zijn, wel verdragen in de hoop dat al het andere wat U ons daarover hebt onthuld, ook vast en zeker in vervulling zal gaan. Maar dat niet een van ons die tijd nabij wenst, dat leest Uzelf in onze harten! Maar altijd geschiede alleen Uw wil!'
«« 41 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.