De commandant troost de leerlingen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 42 / 244 »»
[1] Nu zei de commandant, tegen wie Ik ook zojuist had gezegd wat Mij binnenkort in Jeruzalem zou overkomen, en dat hij zich daar niet aan moest storen als hij erover zou horen: 'Vrienden, ook ik weet nu wat jullie harten treurig stemt! Maar als dit het enige middel is om de halsstarrigheid van vele ongelovigen in Jeruzalem te breken en hen ziende en gelovig te maken, kan ik niet anders dan onze Heer en Meester en God des te meer te loven, te prijzen en lief te hebben; want zoiets kan alleen de hoogste en zuiverste liefde van God zich door haar schepselen laten welgevallen -onze menselijke liefde zou dat nooit kunnen.
[2] Bovendien zal de Heer na drie dagen weer in ons midden zijn en ons vervullen met Zijn machtige geest, en op die manier tot aan het einde van deze aarde bij de Zijnen blijven; ik denk dus dat wij alle reden hebben om ons te verheugen over alles, wat Hij voor het mogelijke heil van alle mensen heeft bepaald en over Zich laat komen. Want die dwazen, die vol blindheid zitten, kunnen zich in hun dolle woede wel aan het lichaam van de Heer vergrijpen en Hem ook doden, als Hij dat ter verbetering van de blinden Zelf toelaat, daartoe genoodzaakt door Zijn liefde voor ons mensen; maar wie zal in staat zijn de eeuwige, almachtige Godheid in Zijn lichaam te doden? Die zal Zijn verheven lichaam weer tot leven wekken, en op de derde dag zal Hij weer net als nu bij ons zijn, zodat wij ons buitengewoon kunnen verheugen.
[3] Vrienden, als ik daarover ook maar de geringste twijfel in mijzelf kon laten opkomen, zouden er door mijn toedoen -aangezien ik commandant van de eerste en hoogste rang ben en alle volmacht uit Rome heb -reeds binnen twee weken honderdduizend van de dapperste krijgers voor de muren van Jeruzalem staan, en binnen enkele weken zou er geen steen meer op de andere staan. Maar omdat de Heer in die goddeloze stad eerst nog het grootste wonder wil doen, is er voor de verwoesting van die slechte stad altijd nog tijd genoeg; want als de mensen na dat grootste teken van de Heer, door hun slechte maar toch vrije wil en als gevolg van hun liefde voor de wereld en hun eigenliefde, zich toch niet zouden bekeren, wat ook mogelijk is, dan zullen wij Romeinen komen en hun met het zwaard een heel ander evangelie verkondigen, het evangelie van het rijk van de duivel en al zijn furiën!
[4] Dan zal het niet meer zijn: 'De vrede zij met jullie!', maar: 'De dood kome over jullie, omdat jullie de tijd waarin God de Heer Zelf jullie persoonlijk heeft bezocht, niet hebt willen herkennen!'
[5] Laten wij nu dus opgewekt en vrolijk zijn; want alles wat de Heer wil, doet of toelaat is zo eindeloos goed, dat wij daar geen voorstelling van hebben! Wij kunnen nu heel opgewekt naar huis gaan en een stellig goed toebereid ochtendmaal tot ons nemen, als U, o Heer, dat welgevallig is?'
[6] Ik zei: 'Zeer zeker, want de dienaren van onze waard hebben hun uiterste best gedaan om een heel goed ochtendmaal voor ons klaar te maken; ook jouw vrouwen je dochter zijn spoedig na het vertrek van de leerlingen naar de vrouw van de waard gegaan om daar naar Mij te informeren, en ze hebben heel ijverig meegewerkt aan het klaarmaken van het ochtendmaal. We kunnen dus nu wel opbreken en op ons gemak naar de herberg gaan; maar laten we er via een kleine omweg buiten de stad naartoe gaan, opdat ons in de stad niet teveel mensen opmerken die ons dan massaal zullen volgen!'
[7] Dat vond de commandant heel goed, en wij sloegen de voorgestelde weg in..
[8] Onderweg verwonderden de leerlingen zich over de wijsheid van de commandant, en Simon Juda zei: 'Dat heeft hem ook niet zijn vlees en bloed gegeven, maar de Heer -echter in één keer meer dan aan ons, sinds wij bij Hem zijn; maar de Heer zal wel weten waarom!'
[9] Ik zei: 'Omdat hij Mij in één keer met meer tegemoet is gekomen dan jullie, sinds jullie bij Mij zijn! Maar als na Mijn verheerlijking Mijn geest jullie hart zal vervullen, zullen ook jullie in alle wijsheid binnengeleid worden!'
[10] Daarmee waren Mijn leerlingen dan ook tevreden en ze werden allemaal heel opgewekt; want de woorden van de commandant hadden een goede invloed op hen gehad, die daarna langere tijd bij hen aanhield, maar natuurlijk geleidelijk aan weer aan kracht verloor.
[11] Nu bereikten we onze herberg, waar de leerling Judas Iskariot met enkele Joden in gesprek was. Toen hij ons in het oog kreeg, ging hij het huis binnen en liet de Joden staan; want de geur van de spijzen had hem al heel erg aangetrokken.
[12] Ook die Joden wilden nu het huis binnengaan, maar de waard zei: 'Vrienden, jullie kennen de beperkte ruimte in mijn herberg; blijf dus voorlopig hier op de voorplaats, en als jullie iets willen hebben, zal het jullie wel gebracht worden! Als wij het ochtendmaal hebben genuttigd, zal er nog wel tijd zijn om jullie verzoek kenbaar te maken; maar laat ons tijdens de maaltijd met rust!'
[13] Hierop bleven de Joden op de voorplaats en lieten zich tegen betaling van zes penningen wat brood en wijn geven.
«« 42 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.