De Heer geeft onderricht over het verval van de mensheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 96 / 244 »»
[1] Daarop zei Ik tegen de heidense priester: 'In jouw betoog tot Mij heb je met geheel onjuist opgemerkt dat bepaalde godheden enkel uit de fantasie van zulke mensen zijn ontstaan, die wilden heersen over hun medemensen die voor hen moesten werken en vechten, opdat de heersende mensen buitengewoon goed konden leven en zich konden vermaken.
[2] Maar kijk, in het begin van de tijd dat de mensen op aarde leefden was het niet zo! Toen.kende ieder mens de ene, enig.ware God, en vele duizendmaal duizenden zijn door Hem onderricht, geleid en beschermd. Aan iedereen werd .diepgaand en grondig getoond dat hij zich niet vrijwillig door alle bekoringen gevangen moest laten nemen, omdat die de ziel in het gericht van de materie en naar dood trekken en doof, blind en gevoelloos maken voor al het goddelijke en zuiver geestelijke.
[3] Maar omdat God aan ieder mens de grootst mogelijke vrijheid van wil gaf om Zijn raad op te volgen, dan wel de aantrekkingskracht van de wereld te volgen, lieten vele mensen zich al heel gauw door de wereld bekoren en verblinden; daardoor verloren ze God uit het oog, omdat hun innerlijk gezicht door de slechte liefde tot de wereld volkomen blind was geworden.
[4] En kijk, pas toen een groot deel van de mensen door de wereld verblind was geraakt en daardoor de enig ware God volkomen uit het oog verloor, begonnen de blinde mensen allerlei goden voor zichzelf te maken, die deze blinde wereldse mensen, omdat ze door God met allerlei plagen bezocht werden om hen van de wereld af te keren, moesten helpen in hun grote nood; en dat gebeurde tegen betaling van allerlei offers en door de gebeden van de priesters -waaruit maar al te gauw trotse heersers ontstonden.
[5] Maar ze werden niet geholpen; want de ene, enig ware God kon en mocht hen niet helpen, opdat ze niet nog meer gesterkt zouden worden in hun verblinding en goddeloosheid. Want als God hun na het aanroepen van hun valse en totaal niet-bestaande goden de gewenste hulp zou hebben gegeven, zou dat pas echt een ware triomfvoor de hebzuchtige en boven alles heerszuchtige priesters zijn geweest, en degene die geholpen zou zijn, zou zich uitgeput hebben in het brengen van offers om te zorgen dat de priesters en goden hem nooit meer vijandig gezind zouden worden.
[6] En kijk, omdat de Joden -die het uitverkoren volk van God zijn omdat hun vaderen zich uit liefde voor Hem het langst niet door de wereld hebben laten bekoren en verblinden -zich mettertijd ook van God hebben afgewend en zich net als de heidenen naar de wereld hebben gekeerd, zijn zij ook doof en blind geworden, en nu erger dan de heidenen; want die zijn weer begonnen het verlorene te zoeken, en velen van hen hebben het alweer helemaal teruggevonden.
[7] Maar bij de meeste echte Joden is het nog niet opgekomen om het verlorene, de eeuwige waarheid, te zoeken; ze voelen zich heel behaaglijk in hun levensnacht. Hoewel ze bij zichzelf wel voelen dat ze goddeloos zijn, willen ze daarvan vanwege de rijke offers niets aan het volk laten merken en zijn ze de bitterste vijanden van degene die het volk een juist licht zou geven, het de juiste weg naar God zou tonen en het werkelijk zou helpen Hem te zoeken en zeker ook te vinden.
[8] Daarom zal het beetje licht dat zulke Joden, helemaal verkommerd, nog hebben, ook nog van hen worden afgenomen en aan de heidenen worden gegeven, die daar werkelijk naar verlangen.'
«« 96 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.