De Heer zegent het dorp

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 13 / 77 »»
[1] Nu stonden wij op van onze tafel en liepen het huis uit de weg op. Ik had al gezegd dat dit dorp klein was en dus niet uit al teveel huizen bestond, maar toch had het een gunstige ligging om te overnachten, omdat het een kleine dagreis van Jeruzalem af lag en het laatste was dat op de weg naar Petra een aangenaam onderkomen bood, en wel bij onze waard Mucius. Het lag ook niet al te ver van de Jordaan af, zodat het ook geen gebrek aan water had. Maar wel ontbrak het er aan grote, hoge bomen, die onontbeerlijk zijn omdat zij kwalijke dampen onschadelijk maken en elektriciteit opzuigen en zo de huizen beschermen tegen de uitwasemingen van de Dode Zee, die bij zuidenwind toch sterk merkbaar waren. Alle huizen waren slechts omgeven met tamelijk hoge struiken en enigszins verkommerde, lage bomen, omdat ze door de zoutdampen niet hoog konden worden. Dit te verhelpen was de weldaad die Ik het dorp wilde bewijzen.
[2] Ik sprak dus met Mucius over dit punt, alsook met enkelen van zijn buren, die onmiddellijk kwamen toegesneld toen ze Mij met de leerlingen het huis uit zagen komen; want door de knecht Marcius en anderen hadden ze gehoord over de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het brood en de andere dingen. Allen vroegen Mij of Ik ervoor wilde zorgen dat de gloeiende stralen van de zon, die zich juist in het Jordaandal sterk doen voelen, getemperd werden en of Ik voor bescherming tegen de dampen kon zorgen. Ik zegde hun toe wat ze vroegen, zegende het land, en op hetzelfde ogenblik verhief zich in het zuiden een dicht dennenbos in de richting van de zee en een flink stuk terzijde van de weg, zodat de verandering alleen opgemerkt kon worden door mensen die de streek goed kenden, dennenbomen zijn het meest geschikt om scherpe zoutwaterdampen op te nemen en toch goed te groeien. Dat bos vormde een beschermende wand in de richting van de zee, maar is tegenwoordig ook allang verdwenen.
[3] Ik vertelde de bewoners dat het voor Mij weliswaar heel gemakkelijk was om net als dat in het leven geroepen bos ook rondom hun woonhuizen plotseling een groot aantal bomen en hoge struiken neer te zetten, maar dat het beter voor hen was als hier een meer natuurlijke weg ingeslagen zou worden om dat doel te bereiken. Hun dorp lag namelijk niet bepaald afgelegen, en bij de vele Romeinen en niet-joden, die over de weg reisden, zou het bijgeloof te zeer in de hand gewerkt worden, omdat die zo'n wonder aan hun goden zouden toeschrijven en de bewoners veel nadeel zouden bezorgen. Maar vanaf het komende voorjaar zouden alle planten, bomen en struiken een sterk opvallende groei vertonen, zodat ze binnen twee jaar in weelderige overvloed zouden pronken en zodoende het dorp koelte en goede, zuivere lucht zouden verschaffen. Als de bewoners echter uit winstbejag dat beschermende naaldbos zouden gaan kappen, zou ook de vroegere, dikwijls ondraaglijke toestand weer intreden, met name midden in de zomer, en uiteindelijk het bewonen van deze streek onmogelijk maken.
[4] De bewoners bedankten Mij nu van gans er harte en vroegen Mij om hun te vertellen wie Ik eigenlijk was, waar Mijn kracht vandaan kwam enzovoort. Ik verwees hen echter naar Mucius en zei dat hij op al hun vragen het juiste antwoord wist en dat ze zich maar tot hem moesten wenden, dan zouden ze de juiste verklaring wel krijgen.
«« 13 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.