Een uiteenzetting van de Heer over kunst

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 24 / 77 »»
[1] Mijn leerlingen gaven nu onverholen uitdrukking aan hun verwondering over de bijzondere inrichting van huis en tuin, die hun toch niet passend leek voor een wijze Jood, zodat Raël zich begon te verontschuldigen door erop te wijzen dat zijn vele reizen hem vaak gelegenheid hadden geboden de kunstvaardigheid van vreemde volkeren te bewonderen, en dat hij toch alleen maar daarvan enkele voorbeelden in zijn huis had opgesteld, ongeacht het feit dat die voorwerpen voorstellingen weergaven die getuigden van de heidense godencultus. Het was echter de schoonheid, en niet de belichaamde gedachte, die hij toegedaan was, of tenminste alleen in zoverre, dat daardoor zijn geloof in één God niet geschonden werd.
[2] Nu kwamen er reacties dat dit gevaarlijk zou zijn en niet te verenigen met de voorschriften van Mozes, die de omgang met heidenen had verboden en geboden had zich te houden aan de oude, traditionele gebruiken.
[3] Tenslotte vroeg Raël aan Mij: 'Heer en Meester, zegt U mij toch of ik er verkeerd aan heb gedaan mijn huis zo in te richten als U nu hebt gezien; en wees ervan verzekerd dat ikzelf de eerste zal zijn die al deze kunstwerken waar mijn oog zich aan verblijd heeft, vernietig, zodra U mij zegt dat het onjuist is!'
[4] Ik zei tegen hem: 'Je kunt helemaal gerust zijn; want als het onjuist was, zou reeds alles vernietigd zijn! Want waar Ik verblijf, kan het onjuiste niet lang bestaan. Maar je hebt zelf gezien dat Ik jouw vreugde aan deze kunstwerken deelde en jou tot nu toe nog niet berispt heb.'
[5] Nu wendde Ik Mij tot de leerlingen en vervolgde: 'Maar jullie, wanneer zullen jullie rechtvaardig beginnen te oordelen, niet vanuit jezelf, maar vanuit Mijn geest? Jullie weten toch dat Ik geen vreugde heb als er volgens bepaalde waardeoordelen gehandeld wordt! Handel en oordeel volgens de meest innerlijke, ware geest, die in jullie is gelegd, en denk niet dat datgene wat in strijd is met jullie gebruiken, ook in strijd is met God!
[6] God heeft andere volkeren heel goed kunnen toestaan wat voor jullie ontoelaatbaar moest blijven, om Zijn volk geschikt te houden voor datgene wat nu als rijpe vrucht aanwezig is. Als de vrucht echter van de boom losgemaakt is, zal het aan de boom zelf liggen of hij een nieuwe zallaten rijpen; want hij is nu sterk genoeg geworden, zodat hij het zonder de hulp van de tuinman kan stellen en zichzelf vooruit helpt. Die heeft immers alles gedaan wat mogelijk was! Maar als de boom lui en traag wordt, zal diezelfde tuinman de bijl aan zijn wortels leggen.
[7] Alle volkeren zijn te vergelijken met een vruchtboom, die echter steeds verschillend behandeld moet worden, al naargelang het eigen karakter van een volk.
[8] Mozes heeft de Joden de wetten en strenge voorschriften gegeven en verboden, om zich met iets anders bezig te houden dan met de innerlijke zin van het woord Gods. Wie geroepen is de geestelijke kern te bewaren -niet alleen voor deze aarde en haar bewoners, maar voor de hele schepping -moet naar buiten toe goed beveiligd worden; want wie naar buiten streeft, kan niet tegelijkertijd sleutelbewaarder zijn.
[9] De Joden hadden van oudsher een taai en eigenzinnig karakter. Dat zijn echter die eigenschappen, die geschikt maken om bewaarder van het goddelijke woord te zijn, opdat het zo ongeschonden mogelijk bewaard blijft. Andere volkeren, die die karaktertrek niet hadden, hadden ook andere roepingen en waren toch niet verworpen in Gods ogen, evenmin als handen en voeten door de mens veracht kunnen worden omdat ze niet zoals het hart bewaarders zijn van het meest innerlijke leven, maar veeleer ook hoog gewaardeerd zijn, omdat zonder deze organen zijn leven maar heel gebrekkig zou zijn.
[10] Wie dus zou denken dat het in Gods ogen een gruwel is om anders te leven, zowel geestelijk als lichamelijk, dan een volk doet dat onmiskenbaar onder Zijn duidelijke leiding staat, vergist zich erg. In latere tijden, als het verschil tussen de volkeren steeds meer zal verdwijnen, zal het zover komen dat de naast elkaar wonende mensen totaal verschillend leven en toch even dicht bij Mijn hart kunnen staan. Maar niemand zal zich dan aan een ander ergeren.
[11] Daaraan zien jullie dat Raël rustig temidden van zijn kunstwerken en in zijn prachtig ingerichte huis kan leven, en Mijn hart toch heel dierbaar kan zijn; want hij kijkt naar dat alles, zonder dat zijn hart eraan hangt. Hij bekijkt alleen met dankbaarheid het geestelijke vermogen dat door Mij in de mensen werd gelegd en zich tot een zodanige kunstvaardigheid ontwikkelt, dat het andere mensen ook vreugde verschaft.
[12] Zou hij met het standbeeld van Jupiter of een andere godheid ook de verering van die afgod verbinden -of iemand anders in dit huis, dan zouden ze vernietigd zijn, opdat iedereen hier zou zien: er is maar één God! Maar dat is hier niet het geval. Raël en zijn huisgenoten geloven ten volle in Mij en verblijden zich aan dit alles alleen uit vreugde over de zuivere kunst.
[13] Waarom zou Ik vernietigen wat toch ook indirect door Mij werd geschapen doordat Ik het vermogen daartoe in de mens heb gelegd, zolang hij er een juist gebruik van maakt? Want geloof Mij: alles wat jullie kunst noemen is door God om zeer wijze redenen in het menselijke hart gelegd, zoals jullie gemakkelijk zullen inzien!
[14] Evenmin als een ondergeschikt dier, dat slechts een beperkte intelligentie bezit, in staat is door overleg een kunstproduct te scheppen, is de mens daartoe in staat, wanneer hij zijn geestelijke vermogens niet tracht te ontwikkelen.
[15] Jullie weten heel goed dat een beschaafd volk het gemakkelijkst aan de hand van zijn kunstwerken beoordeeld kan worden; want die geven naar buiten toe een beeld van wat zich in de ziel van een volk, in zijn voelen, denken en handelen weerspiegelt. Hoe meer het vorderingen maakt in het vrijvechten van de ziel van materieel genot, des te werkelijk volmaaktere kunstwerken zal het kunnen scheppen. Vanzelfsprekend is het ook in staat om zijn kunstproducten van iedere aard voor zinnelijkheid te kunnen gebruiken. Maar dan zullen die op een zuivere beschouwer geen verheffende, maar een afstotende indruk maken.
[16] Nooit zullen er echter kunstwerken gemaakt kunnen worden vanuit het oogpunt van schoonheid, als in de ziel van de kunstenaar niet het vermogen aanwezig is om zich tot zuiverder sferen te verheffen, dat wil zeggen met zijn geestelijk oog te kijken om zelf iets te scheppen. Hoe hij datgene wat hij heeft gezien vorm geeft, is afhankelijk van zijn vrije wil.Vooruitgang boeken, om steeds volmaaktere dingen te geven, kan hij echter alleen, als hij de wegen van het scheppen inslaat die in Mijn ogen juist zijn.
[17] Salomo zou nooit die tempel hebben kunnen ontwerpen, als hij niet in zijn geest zo vrij was geweest dat hij met zijn innerlijke oog de afspiegeling van een zuiver hemels bouwwerk kon waarnemen om daarnaar in de veel bewonderde tempel, een zwakke afbeelding te geven van wat in Mijn rijk voor iedereen volledig zichtbaar is. Want noch op aarde noch in de hemelen kan er door mensen of geesten iets geschapen worden wat niet in grootse volheid in God en daarmee ook in Zijn werken te vinden is. Overal waar een afbeelding is, moet ook een geestelijk origineel bestaan, zoals daar waar schaduw is, een voorwerp moet zijn dat zijn schaduw werpt.
[18] Maar omdat God oneindig is en in Hem al het goede, schone en verhevene is, zal er geestelijk gezien ook nooit een einde kunnen zijn, waar niet nog iets mooiers is.'
«« 24 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.