Over de dood van Lazarus

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 32 / 77 »»
[1] Toen het avondmaal nu beëindigd was, deelde Ik de Mijnen mee dat ik het voornemen had om morgen in alle vroegte weer verder te trekken, en wel dieper Judea in, in de richting van Jeruzalem. (Joh. 11:7)
[2] Daarvan schrokken de leerlingen die Mij het meest na stonden, omwille van Mij, en ze fluisterden onder elkaar, totdat Petrus zich als woordvoerder opwierp, zich tot Mij wendde en zei: 'Heer en Meester, iedere keer hebben de joden in Jeruzalem U willen stenigen als U tot hen sprak -en nu wilt U weer naar hen toegaan?'
[3] Daarop antwoordde Ik: 'Gaan er geen twaalf uren in een dag? Zal iemand die overdag wandelt en volledig in het licht staat, zich kunnen stoten?! Ik sta volledig in het licht en weet wanneer Mijn uur zal komen; maak je dus om Mij niet bezorgd! Maar wie 's nachts wandelt, terwijl het donker is om hem heen en binnen in hem, zal zich weldra stoten en kan gemakkelijk in het verderf gestort worden. jullie weten toch dat niemand macht over Mij heeft, tenzij Ik hem die geef.'
[4] Toen waren de leerlingen niet meer ongerust ten aanzien van Mijn plan, en Ik zei verder tegen hen: 'jullie weten toch dat onze vriend Lazarus ziek is en dat zijn zusters iemand naar Mij hebben uitgezonden! Zou Ik nu soms uit vrees voor de joden hun verzoek niet inwilligen?'
[5] Johannes vroeg Mij: 'Heer, U weet immers alles! Hoe is het nu met onze vriend Lazarus?'
[6] Ik antwoordde: 'Hij slaapt - maar Ik ga erheen om hem op te wekken.'
[7] Toen zeiden de leerlingen, die dachten dat Ik over de lichamelijke slaap sprak: 'Heer, als hij slaapt, zal zijn ziekte vast gauw van hem wijken; want niets brengt een zieke eerder weer op krachten dan een gezonde slaap!'
[8] Ik antwoordde: 'Daar hebben jullie wel gelijk in, maar toch vergissen jullie je; want Lazarus slaapt niet de slaap van het lichaam, maar is gestorven.'
[9] Van deze verklaring schrokken de leerlingen, temeer daar ze Lazarus nog niet zo lang geleden gezond en wel hadden gezien. Er ontstond een luid gemurmel van medeleven onder hen en tenslotte vroeg men angstig of er niet toch nog hulp geboden kon worden, omdat hij misschien alleen maar schijndood was, en of Mijn kracht hem niet zou opwekken.
[10] Ik zei: 'Lazarus is dood en ligt allang in zijn graf; maar toch zal Ik hem opwekken. Daarom ben Ik zo lang hier gebleven, opdat niemand zou kunnen zeggen dat hij niet werkelijk gestorven was, en opdat door dit laatste openlijke teken dat Ik zal doen de zwakke gemoederen volkomen gelovig worden. Ik ben nu blij omwille van jullie dat Ik er niet bij aanwezig ben geweest, en dat de Vader in Mij beval aldus te handelen, opdat jullie en nu nog vele anderen zullen geloven. En daarom zullen we morgen naar Bethanië reizen.'
[11] Nu waren allen tevreden.
[12] Alleen Thomas, die zoals zo vaak door twijfels geplaagd werd en ondanks zijn geloof in Mijn woord toch bang was voor de Farizeeën en Joden, zei tegen zijn broeders: 'Laten wij in ieder geval met Hem meegaan om samen met Hem te sterven, als de Joden de hand aan Hem mochten slaan!'
[13] Maar Jacobus wees hem terecht om die woorden en wees erop dat tot nu toe nog niemand enige macht over Mij had gehad, ondanks de vele pogingen daartoe. Daarop was ook Thomas rustig, en er ontstond een algemeen stilzwijgen in het gezelschap, omdat iedereen bezig was met zijn eigen gedachten.
[14] Ik spoorde de Mijnen aan om zich nu ter ruste te begeven, aangezien de volgende dag grote inspanningen van ons zou vragen, en weldra zocht iedereen zijn rustplaats op en gaf zich over aan de noodzakelijke rust.
[15] De volgende dag stonden wij vroeg op en maakten ons gereed voor de verdere reis. Raël liep met betraande ogen op Mij toe en wilde, net als de anderen, Mij volgen.
[16] Maar Ik zei tegen hem dat hij moest blijven, en zei: 'Raël, het zal niet lang meer duren, dan zul je voor eeuwig bij Mij kunnen blijven; maak je daarom nu gereed voor die navolging en doe, zoals Ik je reeds heb gezegd! Dezen hier, die Mij volgen, hebben nog tijdens hun leven een grote taak in Mijn naam te vervullen. Maar jij hebt de jouwe reeds vervuld, en daarom ben je gerechtvaardigd voor Mij, ook zonder datje Mij nu lichamelijk volgt - wat Ik dikwijls heb geëist, en waar je over hebt gehoord!'
[17] Raël kalmeerde nu ook bij deze woorden en nam liefdevol afscheid van Mij en de Mijnen.
«« 32 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.