Nicodemus en de oversten bij de Heer

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 68 / 77 »»
[1] Wij kwamen daar binnen niet al te lange tijd aan. Iedereen had de weg stilzwijgend afgelegd, en dikwijls troffen Mij bezorgde blikken van de Mijnen, omdat het iedereen duidelijk leek te zijn dat Ik vandaag een belangrijke slag had willen slaan die echter, onbegrijpelijk voor hen allemaal, mis was gelopen. Waar was Mijn wonderkracht gebleven, die toch zo gemakkelijk door een sterk uiterlijk teken Mijn zending had kunnen bekrachtigen? Want het gezond maken van de zieken gold bij hen reeds als iets alledaags, wat ook Mijn leerlingen lukte, en dus als iets wat voor het volk niets buitengewoons was. Ook over de stem uit de hemel hadden ze hun twijfels, omdat die niet machtig genoeg had geklonken om aan alle twijfels een einde te maken.
[2] Al die vragen bespraken de Mijnen uitvoerig toen wij in Bethanië waren aangekomen en Ik Mij in een eenzame kamer had teruggetrokken om Mijzelf, dat wil zeggen Mijn ziel, tot kalmte te brengen en te sterken. Met name was het Judas in de kring van Mijn naaste leerlingen, die het meest opgewonden was over de ogenschijnlijke mislukking, en hij gaf ook onomwonden te kennen, dat Mijn al te grote zachtmoedigheid en goedheid Mij belette om het volk met macht tegemoet te treden.
[3] Hij (Judas) zei: 'De Heer is beslist een mens met zeer uitzonderlijke kracht en wijsheid, en ik twijfel er ook absoluut niet aan dat Hij en niemand anders de verwachte Messias is; maar die sterke geest, die vaak als een bliksemflits met zijn uitzonderlijke kracht in Hem woont, wordt omsloten door een te zwak omhulsel, dat voor de mensen nog teveel zwakheden vertoont. Het zijn niet alleen zachtmoedigheid en goedheid die de wereld regeren, maar ook de vuist die het zwaard weet te voeren en als het moet, met bloedige gestrengheid ingrijpt, stelt het succes zeker! Als de Heer gedwongen zou zijn Zichzelf en de Zijnen te beschermen tegen de handen van de gretige beulsknechten, zou de in Hem wonende kracht Gods heel anders moeten optreden, opdat Hij niet met de Zijnen ten onder gaat, maar Zijn werk gedijt. Maar op deze manier is het Hem nog altijd mislukt.'
[4] Petrus zei tegen hem: 'Judas, heb je dan nog nooit gezien hoe vaak zowel de Heer alsook wij in nood raakten, en dat wij zonder die in Hem wonende kracht allang ten onder gegaan zouden zijn?! Herinner je maar eens hoe Hij de storm gebood, en hoe vaak de aanslagen van de tempel, die de gerechtsdienaren op ons afstuurde, verijdeld werden!'
[5] Judas antwoordde: 'En toch is dat geen bewijs, want altijd deden zich daarbij zulke gunstige omstandigheden voor, dat wij ons misschien ook wel door eigen kracht nog uit al die gevaren hadden kunnen redden! Nee, ik geloof dat als er heel plotseling een lichamelijk gevaar op Hem afzou komen, zodat Iedereen het zou zien en bang zou moeten zijn -zou de Heer dan niet veel krachtiger moeten handelen?! Zou het volk Hem dan niet heel anders aanhangen en niet door een onnozel, pronkerig spelletje van de tempel weer tegen Hem gekeerd kunnen worden?!'
[6] Petrus en de anderen meenden hoofdschuddend: 'Hoe zou zoiets kunnen gebeuren, en wie wil dat beslissen? De Heer zal Zelfwel het beste weten wat Hij van plan is en hoe Hij handelt.'
[7] Judas zweeg nu nadenkend en bleef de rest van de dag somber en gesloten.
[8] In..het huis van Lazarus was het rustig, en niemand stoorde Mij, terwijl Ik in Mijn kamertje alleen bleef en tweespraak hield met Mijn Vader in Mij. Geen mens zal. echter helemaal begrijpen hoe dat laatste mogelijk was. Daarom moet hier gezegd worden dat Mijn ziel heel goed zag hoe het mogelijk zou zijn om al het lijden te ontlopen, en dat zij weifelde, omdat ook zij aan de aarde geketend was evenals de ziel van ieder ander mens die een taak te vervullen heeft. Alleen de Geest in Mij, van wie iedereen weet wie Die was, schreef Mij de weg voor en stelde de ziel voor de keuze, of ze uit liefde voor Hem en de mensen de aangewezen weg wilde gaan of niet. Zo kwam dan ook nu op het laatst de beslissing opnieuw dichterbij, en de Mensenzoon koos nogmaals voor de wegen van de Vader.
[9] Toen het nu avond begon te worden, begaf Ik Mij weer opgewekt naar de Mijnen en gaf Lazarus opdracht om voor ons lichamelijk welzijn te zorgen. Dat werd dan ook rijkelijk gedaan, en gezamenlijk met de twaalf, Lazarus en zijn zusters, alsook Maria van Magdala, die sinds Mijn vorige verblijf het huis van Lazarus niet meer had verlaten, namen wij een nachtelijk maal tot ons.
[10] Na deze maaltijd kwam er een dienaar van Lazarus naar ons toe met de mededeling dat er enkele mannen buiten stonden die Mij en Lazarus wensten te spreken, maar zonder herkend te worden. Lazarus vroeg Mij wie dat dan waren.
[11] Ik antwoordde hem: 'Het zijn enkele oversten van het volk, en onder hen is ook Nicodemus; gedreven door de gebeurtenissen van vandaag komen ze naar ons toe, maar ze vrezen de wereld meer dan God, daarom komen ze ook verkleed en. 's nachts naar ons toe -weliswaar met goede bedoelingen, maar toch zo heimelijk mogelijk.'
[12] Daarop wendde Ik Mij tot de dienaar en zei hem dat hij de vreemdelingen zou uitnodigen naar ons toe te komen, en dat hij tegen hen moest zeggen dat ze openlijk konden komen omdat er niemand bij ons was die hen zou verraden.
[13] Na een poosje kwamen de vreemdelingen binnen. Het waren Nicodemus en drie hogere Joodse beambten, familie van hem, die belangrijke posities in Jeruzalem bekleedden, maar toch allemaal min of meer van de tempel afhankelijk waren.
[14] Nicodemus snelde onmiddellijk naar Mij toe en greep vol gevoel Mijn hand, terwijl hij Mij vroeg Mij in ieder geval de eerste tijd hier niet te laten zien, omdat de tempel door Mijn optreden van vandaag een toppunt van woede had bereikt en Kajafas evenals de Hoge Raad gezworen had Mij tot iedere prijs onschadelijk te maken.
[15] Deze keer, meenden Mijn tegenstanders, was het door Mijn onverstandige handelen nog gelukt het gevaar te keren. Maar wie kon weten of dat bij een volgende gelegenheid ook nog mogelijk was?! Er moest dus snel gehandeld worden, voordat het Mij zou lukken het volk weer op Mijn hand te krijgen, dat nu door Mijn weifelende houding ontmoedigd was, maar even snel door een kloeke daad Mijnerzijds weer in vlam kon geraken.
[16] Ook wisten ze wel dat Herodes Mij welgezind was, evenals destijds Johannes. De sluwe vos had de tempel altijd alleen maar voor zijn eigen doeleinden uitgebuit en geldzuchtig als hij was, verheugde hij zich van harte over de netelige situatie waarin de priesters ten opzichte van het volk waren geraakt. Er moest daarom des te sneller gehandeld worden, opdat Ik Mij niet met hem in verbinding zou stellen om daardoor beter beschermd te worden; want als de tempel de bescherming van Herodes tegen het volk nodig zou hebben, zou die bescherming enorm veel geld kosten, omdat hij niets uit liefde deed en op zijn minst zou proberen Jezus als troef tegen de tempel uit te spelen.
[17] Nicodemus en ook degenen die met hem mee waren gekomen waren dus angstig bezorgd om Mij en vroegen Mij dringend noch Herodes te vertrouwen noch Mij bloot te stellen aan het grote gevaar dat nu van de kant van de tempel dreigde.Alleen zij hadden het gewaagd Mij deze berichten te brengen. Nog vele anderen uit hun kringen waren Mij vriendelijk gezind, maar die durfden omwille van de Farizeeën niet zelf naar Mij toe te komen.
[18] Ik zei nu tegen Nicodemus en zijn vrienden: 'Mijn geliefden, wat jullie Mij nu meedelen, is Mij allang bekend en goed door Mij overwogen; want als de Vader niet zou willen dat alles gebeurt zoals het is gebeurd -zou het dan zo zijn? En als de Vader niet met Mij zou zijn, zou Ik dan weten wat de komende tijd Mij moet brengen?
[19] Geloof dus maar dat alles goed is, juist zoals het is gebeurd, en zoals de Vader het ook wil; want wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Degene die Mij gezonden heeft! En wie Mij ziet, ziet Degene die Mij gezonden heeft. (Joh. 12:44-45)
[20] Ik ben in de wereld gekomen als een licht, opdat een ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft, maar als op klaarlichte dag wandelt. Daarom heb Ik ook voor het volk zo gesproken als het altijd is gebeurd; Ik heb hun ook gezegd dat Mijn rijk niet van deze wereld is, en Ik heb hun ook altijd de wegen gewezen die ze moeten bewandelen om dat rijk van Mij te verwerven. (Joh. 12:46)
[21] Wie dus Mijn woorden hoort en niet gelooft, zal Ik daarvoor niet richten; want Ik ben niet gekomen om de wereld te richten en als een tirannieke koning te gebieden, maar om de wereld zalig te maken door het woord en haar de vrede te brengen. Wie Mij veracht en Mijn woorden niet opneemt, heeft al voldoende van hetgeen hem richt; want het woord dat Ik heb gesproken en dat eeuwig zal blijven, zal hem richten op zijn jongste dag, waarop hij afscheid zal nemen van deze aardse wereld om het eeuwige rijk binnen te gaan, waar Ik de waarachtige Koning zal zijn en eeuwig zal blijven. (Joh. 12:47-48)
[22] Ik heb niets uit Mijzelf gesproken, maar de Vader die Mij gezonden heeft, heeft Mij geboden wat Ik moet doen en zeggen. En Ik weet dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Daarom spreek Ik ook zoals de Vader Mij heeft gezegd. Wees dus onbezorgd om wat er gebeurd is en nog zal gebeuren; de Vader wil het zo!' (Joh. 12:49-50)
[23] Daarop zei Judas opgewonden: 'Heer, de Vader is toch met U in Zijn gehele kracht! Kan die kracht van U wijken, terwijl U allebei toch één bent?'
[24] Ik zei: 'De Vader, de Zoon en de Kracht zijn één en zullen dat blijven, en ze kunnen ook nooit gescheiden worden, zoals jij wel weet; en de Vader is in de Zoon en de Zoon ook weldra in de Vader, verenigd door de Kracht. Maar de Zoon moet de Vader gehoorzamen, en als Hij dat doet, zal de Vader Hem ook alles in bezit geven; en dat weet de Zoon, omdat de Vader Hem dat heeft gezegd. Het zal nog een klein poosje duren, dan is de Zoon eeuwig in de Vader. Maar hoe dat bereikt moet worden, gaat jullie nu nog niets aan; maar het zal jullie en de gehele mensheid ten goede komen.'
[25] Nicodemus zei: 'Heer, wij begrijpen deze woorden van U niet helemaal; bovendien lijkt het ons vooral noodzakelijk dat U aan Uw eigen persoonlijke veiligheid denkt; daarom zijn wij hierheen gekomen, namelijk om U die naar vermogen te verschaffen. Zou het dus niet het beste zijn dat U deze plaats verlaat om U te verbergen? De zoon van mijn broer hier zou U veilig begeleiden, omdat hij veel connecties over de grens heeft, waar U volkomen veilig een tijdlang zou kunnen leven.'
[26] Ik zei: 'Wees niet zo dwaas; Ik heb de hulp van mensen niet nodig.Als Ik Mijn vijanden zou willen vernietigen, zou dat voor Mij een kleinigheid zijn. Maar zo wil Ik dat niet; want ook zij zullen nog het heil deelachtig worden en met hen het gehele volk. Ik blijf hier - en wees er zeker van dat niemand Mij zal grijpen, voordat Ikzelf dat zal willen!'
[27] Nicodemus was weliswaar niet meteen gerustgesteld, omdat de vrees voor de tempel hem steeds achtervolgde. Maar tenslotte nam hij er toch genoegen mee, en vond dat hij gedaan had wat hij verschuldigd was. Ik erkende zijn goede wil dan ook, en weldra ging hij samen met zijn begeleiders onder bescherming van de duisternis weer terug naar Jeruzalem, waar hij ongehinderd en zonder herkend te worden aankwam.
[28] Wijzelf begaven ons weldra ter ruste, omdat deze dag ook van onze lichamen een grote inspanning had gevergd. Wij brachten de nacht in grote rust door; alleen de ziel van judas kon geen rust vinden. Veel gedachten en menige influistering trokken er door zijn ziel, zodat hij de nacht slapeloos doorbracht.
«« 68 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.