De opstanding en hemelvaart van Jezus

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 76 / 77 »»
[1] Op de derde paasdag keerde de Godheid terug en riep het lichaam van de Mensenzoon aan, dat onmiddellijk geheel en al opgelost werd en nu als gewaad nog aan de ziel werd toegevoegd. Die gebeurtenis zagen de Romeinse wachters als een schitterend licht, dat de grafholte geheel verlichtte; daar schrokken ze zo van, dat ze onmiddellijk wegrenden om te gaan vertellen dat Ik was opgestaan. De steen werd van de opening weg gewenteld, zodat nu iedereen in het grafgewelf kon kijken.
[2] De soldaten gingen meteen naar Pilatus, die hoogst verbaasd was en het met een zeker leedvermaak aan de Hoge Raad meedeelde. Enkele leden van de Hoge Raad gingen er dadelijk heen en troffen de plek leeg aan, waarop ze vanwege het volk, waarvan ze de ontevredenheid kenden naarstig de zaak probeerden te verdoezelen, de soldaten geld gaven en hen opdroegen om te zeggen dat de leerlingen het lijk hadden gestolen, terwijl zij sliepen. Tegelijkertijd garandeerden ze hun dat ze niet gestraft zouden worden door Pilatus, die een dergelijk vergrijp, namelijk slapen terwijl ze op hun post stonden, met de dood had moeten bestraffen.
[3] Pilatus wilde die vrijstelling van straf echter niet toekennen, maar zei, toen een hogere priester met hem probeerde te onderhandelen: 'Ofwel de soldaten hebben geslapen, en dan zijn ze dubbel schuldig, doordat ze sliepen en mij voorgelogen hebben, ofwel ze hebben niet geslapen; en in dat geval wil ik me niet door een leugen blootstellen aan de toorn van degene die is opgestaan ,
[4] Er viel bij hem niets te bereiken, en daarom gaven de priesters de soldaten veel geld, zodat ze naar verre streken zouden vluchten, wat ze ook deden; toen deed het verhaal over de diefstal van het lijk de ronde, wat tot op de dag van vandaag nog steeds geloofd wordt.
[5] Uit de evangeliën is bekend, dat Ik na de opstanding aan velen ben verschenen, en dat is niet alleen op de aangegeven plaatsen gebeurd, maar overal waar Ik als leraar was opgetreden, om Mijn aanhangers te bewijzen dat de leer die Ik hun had gegeven,juist was.
[6] Niet alleen Mijn persoon is zichtbaar geworden, maar ook velen van degenen die al eerder gestorven waren, verschenen aan hun familieleden in heldere dromen en in een enkel geval zelfs ook overdag, om hun te vertellen van het nieuwe Jeruzalem. Deze feiten zijn later met het moment van Mijn dood rn verband gebracht, en daarin moet de verklaring gezocht worden dat er vele doden opstonden, die aan hun familieleden in hun huizen zijn verschenen.
[7] Wat er nu nog belangrijk is uit de tijd, tot Ik op de Olijfberg werd weggenomen, zal nu heel in het kort vermeld worden.
[8] De eerste die Mij had gezien was Maria Magdalena. Dat gebeurde precies zoals Johannes het beschrijft (Joh.20:1-18).
[9] Maria was met nog zes andere vrouwen al heel vroeg naar het graf gegaan - nog voordat de Hoge Raad op de hoogte was - om daar te bidden en de welriekende zalven, die het lichaam voor ontbinding moesten behoeden, er nogmaals over uit te gieten. Ze troffen het graf echter leeg aan en gingen onmiddellijk terug om het aan de leerlingen te vertellen.
[10] Toen hun opwinding bedaard was en allen teruggingen om de anderen in kennis te stellen, die nog niet wisten dat er iets was gebeurd, bleef Maria Magdalena alleen achter.
[11] Er is al gezegd waarom Ik haar terugwees met de woorden: 'Raak Mij met aan!,', - Haar nog onzuivere liefde voor Mij had haar kunnen vernietigen, als ze Mijn nu zuiver geestelijke wezen aangeraakt zou hebben.
[12] Verder bericht Johannes dat Ik aan de leerlingen verscheen, toen zij achter gesloten deuren bij elkaar waren (Joh.20:19-23). Dat gebeurde op de volgende manier: Nadat de Farizeeën hun valse berichten hadden rondgestrooid, ontstond er weldra een grote onrust onder het volk in Jeruzalem. De meesten geloofden de tempeldienaren niet; want daar tegenover stond de duidelijke overtuiging, dat het iets ongehoords was als Romeinse soldaten een plaats, die zij moesten bewaken, zodanig zouden veronachtzamen dat daar een graf geopend en leeggehaald kon worden! Er deden dus al gauw allerlei opmerkingen over de diepe slaap van de soldaten de ronde, die de spot dreven met die onwaarschijnlijke verklaring en de veel diepere slaap van de tempel met die van de soldaten vergeleken. De priesters werden daar erg boos om en probeerden de leerlingen, die hun leugens ontzenuwden door de werkelijke toedracht te vertellen, indien mogelijk gevangen te nemen om ook hen onschadelijk te maken.
[13] De leerlingen kwamen daarom bij elkaar om te overleggen wat ze moesten doen, en wel bij de waard in de herberg op de Olijfberg, die genoegzaam bekend is.
[14] Thomas was bij die eerste vergadering echter niet aanwezig, omdat hij in Jeruzalem was om uit te zoeken hoe de zaken er daar voor stonden.
[15] Midden in deze vergadering, waar ook Lazarus bij aanwezig was, kwam Ik binnen en begroette de aanwezigen, die na de eerste verbazing overweldigd door vreugde om Mij heen kwamen staan. Ik onderrichtte hen die avond nogmaals over het doel van Mijn sterven alsook over hun ambt als leraar, dat zij nu hadden ontvangen, en vervolgens dat ze geen vrees moesten hebben, omdat zij met een vast vertrouwen op Mij en liefde tot Mij veilig waren voor alle vervolgingen. Ik bewees hun de onsterfelijkheid in Mijn rijk dus door Mijn eigen verschijnen, en allen waren nu volkomen van geloof vervuld en ijverig van hart.
[16] Daarna ging Ik van hen weg, nadat Ik hun had aangeraden om daar acht dagen later opnieuw bij elkaar te komen, en dat ieder van hen in zijn huis orde op zaken moest stellen.
[17] Na acht dagen volgde toen het gebeuren met Thomas, zoals Johannes dat eveneens bericht. (Joh. 20:26-29)
[18] In die tijd na Pasen ben Ik persoonlijk verschenen aan allen met wie Ik direct ben omgegaan, om hun het bewijs voor de waarheid van Mijn woorden te geven en hun gemoederen te sterken voor het verbreiden van de leer. Niemand werd daarvan uitgezonderd. Degenen die door Mijn dood vertoornd waren op de joden, werden milder gestemd, en degenen die wankelmoedig waren geworden, werden gesterkt.
[19] Maar het is overbodig om al die gevallen te beschrijven, omdat daarbij niets is voorgevallen wat iedereen zich niet zelf kan voorstellen. Deze daden zijn enkel een bekroning van hun geloof geweest, maar er heeft daardoor niet een uitbreiding van Mijn leer plaatsgehad.
[20] Het verhaal van de twee leerlingen van Emmaüs bijvoorbeeld geeft een tamelijk nauwkeurig beeld van al die op soortgelijke wijze verlopen gebeurtenissen; daarom is dat verhaal ook overgeleverd.
[21] De openbaring aan het Meer van Galilea echter had tot doel Petrus, die onuitsprekelijk leed onder het besef dat hij Mij had verloochend, weer op te richten en te sterken. Daarom werd hem de proef opgelegd waarbij hij zijn geloof in daden om kon zetten. Toen de leerlingen in het schip waren, Mij herkenden en die herkenning tegen Petrus uitten, sprong hij onmiddellijk in het meer om de weg naar Mij te verkorten. Dat geloof reinigde hem van de nog aanklevende slakken; want iedereen die Mij heeft herkend, moet door de kolkende zee de kortste weg naar Mij zoeken. (Joh. 21:1-19)
[22] Zijn driemalige verloochening correspondeert dan ook niet de drie keer gestelde vraag: 'Heb je Mij lief'
[23] In dit gebeuren ligt een grote overeenkomstige betekenis, die iedereen voor zichzelf kan oplossen, die dit werk met zijn hart en niet alleen met zijn verstand heeft gelezen. Laat daarom iedereen zichzelf onderzoeken, en zien of hij deze overeenkomst kan vinden!
[24] De leerlingen gingen weldra weer aan het werk om thuis orde op zaken te stellen. Ik had hun geboden op een bepaalde dag weer bij de waard bij elkaar te komen, en dat gebeurde ook. Dat was de veertigste dag na het Paasfeest, overeenstemmend met de veertig dagen in de woestijn, die ieder van hen nodig had om zich voor te bereiden.
[25] Allen die Mij na stonden, kwamen ook, en opnieuw kwam Ik in hun midden en leidde hen naar de top van de Olijfberg, van waaruit men een wijd uitzicht had. Daar verzamelde Ik de apostelen om Mij heen. De overige leerlingen stonden in een grote kring om ons heen. Ik vermaande allen nogmaals om stevig aan Mij en Mijn leer vast te houden. Ook gaf Ik Mijn leerlingen de opdracht om overal heen te gaan en het evangelie in Mijn naam te verkondigen. Daarna nam Ik afscheid van hen en legde hun uit, dat ze Mij nu niet meer lichamelijk zouden zien, maar op ieder moment geestelijk met Mij verbonden zouden blijven.
[26] Toen zegende Ik hen, en weldra was Ik uit hun midden verdwenen.
«« 76 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.