De overgang van een beroemd man

Jakob Lorber - Over de drempel van de dood

«« 2 / 15 »»
[1] 28 juli 1847
[2] We gaan naar het ziekbed van een groot en beroemd man van de wereld, en wel enkele uren vóór zijn overgang naar de eeu­wigheid.
[3] Laten we eens kijken naar zijn gedrag hier en hoe hij straks de wereld aan gene zijde binnengaat. Wij zien in één oogop­slag hoe de twee werelden elkaar daar ontmoeten en in elkaar overgaan en het zal jullie dan ook onmiddellijk duidelijk wor­den, hoe de zojuist genoemde hoofdregel dit gebeuren volko­men juist heeft weergegeven.
[4] Kijk, de daden en handelingen van deze man van de wereld waren van dien aard en werden zodanig uitgevoerd dat de echo ervan als van een sissende meteoor overal op aarde werd vernomen, zodat zij de blikken van alle mensen op zich ves­tigden. Vanwege de sterke weerklank ervan, die op alle plaat­sen op aarde merkbaar was, werden alle daden uitgebreid pro en contra besproken en beschreven, en wel op zoveel papier dat men daarmee heel Europa had kunnen bedekken. En nu ligt deze grote man, deze filantroop, deze vurige verdediger van politieke en kerkelijke belangen van zijn natie, uitgestrekt op zijn bed, vol vertwijfeling en vrees vanwege het naderbij gekomen laatste uur, waarvan hij ook niet de minste hoop kan hebben het te ontlopen.
[5] In een soort doffe, pijnlijke verwarring ziet hij -aangezien hij heimelijk een atheïst is -nu eens de eeuwige vernietiging van zijn bestaan voor zich, dan weer voelt hij de vermeende pijnen van de ontbinding. Daarom heeft hij dan ook testa­mentair vastgelegd dat hij gebalsemd moet worden, en –opdat hij nooit meer in zijn graf zal ontwaken -moeten hart en inwendige organen van zijn lichaam gescheiden worden; en opdat voor deze verwijderde delen de tijd niet te lang zal duren, moeten ze bijgezet worden op plaatsen die regelmatig door mensen bezocht worden.
[6] Maar tijdens dit denken aan zijn vernietiging sluipt nu ook zijn katholieke geloof naar binnen met zijn strenge dreigingen met de hel, waar deze man evenwel in stilte om gelachen heeft, toen hij nog in de waan verkeerde dat hij nog honderd jaar te leven had. Maar nu keren zij als gevluchte furiën terug en pijnigen vreselijk het gemoed van onze stervende, die zich van menig grote schuld bewust is. Noch de communie noch het oliesel noch de ononderbroken gebeden en de vele missen en het luide klokgelui kunnen zijn gemoed tot kalmte bren­gen. Steeds vreselijker en steeds eeuwiger ziet zijn ziel de vlam van de poel van het verderf oplaaien­
[7] Dan verlaat hem al zijn vroegere mannelijke kracht en is het afgelopen met al zijn filosofie. Zijn brekend hart zinkt reeds weg in de steeds dichter wordende nacht van de dood. En zijn ziel, beklemd door angst, zoekt nog tijdens de laatste adem­tochten naar een sprankje troost in de reeds stervende schuil­hoeken van zijn hart, dat eens zoveel aardse moed had. Maar daar is het overalleeg en in plaats van troost staart haar over­al de eeuwige vernietiging aan of de hel met al zijn verschrik­kingen.
[8] Zo ziet het er aan deze zijde uit; maar laten we nu ook een blik werpen in het hiernamaals.
[9] Kijk, daar staan drie voor hem niet zichtbare engelen bij het bed van onze stervende. Zij houden de blik onafgewend op onze man gericht.
[10] Nu zegt A tegen B: 'Broeder, ik denk dat het voor hem nu wel volbracht is. Aan deze doornhaag zullen hier op aarde wel geen druiven meer tevoorschijn komen. Zie hoe de ziel zich kromt en kronkelt en geen uitweg vindt, en hoe verkommerd de arme geest in haar eruit ziet! Grijp dus met je hand in de al starre ingewanden en bevrijd deze jammerlijke, ellendige ziel uit haar nacht, dan zal ik in naam van de Heer mijn adem op haar blazen en haar wekken voor deze wereld. En jij, broeder C, leid haar dan langs de wegen van de Heer naar haar plaats van bestemming, overeenkomstig de vrijheid van haar liefde. Het geschiede!'
[11] Nu grijpt engel B in de ingewanden van onze man en zegt: 'In naam van de Heer -ontwaak en word vrij, broeder, over­eenkomstig jouw liefde. Het zij zo!'
[12] Nu zakt aan deze zijde het sterfelijke omhulsel in het stof, maar aan gene zijde staat een blinde ziel op!
[13] Engel A komt naderbij en zegt: 'Broeder, waarom ben je blind?' En de pas ontwaakte zegt: 'Ik ben blind. Maak mij ziende, als jullie kunnen, opdat ik te weten kom wat er met mij gebeurd is, want al mijn pijnen zijn nu opeens verdwe­nen!'
[14] Daarop ademt A op de ogen van de ontwaakte; de ont­waakte opent ze, kijkt heel verbaasd om zich heen en ziet nie­mand, behalve engel C. Hij vraagt hem: 'Wie ben jij? En waar ben ik? En wat is er met mij gebeurd?'
[15] De engel antwoordt: 'Ik ben een boodschapper van God, de Heer Jezus Christus; ik ben aangewezen om je te leiden op de wegen van de Heer, als je dat wilt. Je bent nu lichamelijk voor eeuwig gestorven voor de uiterlijke, materiële wereld en bevindt je nu in de geestenwereld.
[16] Hier staan twee wegen voor je open: de weg naar de Heer in de hemelen of de weg naar het gebied waar de hel heerst. Het komt nu helemaal op jou aan, welke kant je uit zult gaan. ­Want zie, hier ben je volkomen vrij en kun je doen wat je wilt. Als je je door mij wilt laten leiden en mij wilt volgen, dan doe je daar goed aan. Maar als je liever je eigen lot wilt bepalen, staat je dat ook vrij. Maar weet, dat er hier maar één God, één Heer en één Rechter is -en dat is Jezus, die in de wereld gekruisigd is! Houd je alleen aan Hem, dan zul je het ware licht en leven bereiken. Al het overige zal bedrog zijn en de schijn van je eigen fantasie, waarin je nu leeft en dit nu van mij verneemt!'
[17] Daarop zegt de ontwaakte: 'Maar dat is een nieuwe leer, die in strijd is met de leer van Rome, dus een ketterij! En jij, die mij die leer hier op deze eenzame plaats wilt opdringen, lijkt eerder een afgezant van de hel te zijn dan van de hemel; ver­dwijn dus uit mijn ogen en breng mij verder niet in verzoeking.
[18] Dan zegt engel C: 'Goed, jouw vrijheid ontslaat mij in de naam van de Heer Jezus van mijn zorg voor jou. Ontvang dus nu je eigen licht; het zij zo!'
[19] Daarop verdwijnt engel C; de pas ontwaakte treedt zijn natuurlijke sfeer binnen en is op die manier als het ware onder zijn bekenden van de wereld en herinnert zich nauwelijks meer wat er met hem is gebeurd. Daar leeft hij nu -maar onwerkelijk­ zoals op de wereld, hij gaat voort te doen wat hij op de wereld deed en bekommert zich noch om de hemel noch om de hel en nog minder om Mij, de Heer. Want dat zijn voor hem allemaal belachelijke vaagheden, even onwerke­lijk als droombeelden, en iedereen die hem daaraan herinnert wordt uit zijn gezelschap verwijderd.
[20] Kijk, aan dit eerste voorbeeld kunnen jullie nu al zien in wat voor 'water' onze grote, beroemde man gevallen is. De volgende voorbeelden zullen dit onderwerp nog duidelijker belichten.
«« 2 / 15 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.