Het sterven van een minister

Jakob Lorber - Over de drempel van de dood

«« 9 / 15 »»
[1] 12 augustus 1847
[2] Omdat ook de grote heren van de wereld moeten sterven -een uiterst noodlottige eigenaardigheid van het leven -en zij nog altijd geen verzekering daartegen hebben kunnen oprichten, omdat ze het met al hun politiek en diplomatie nog niet zover gebracht hebben, moest ook onze minister zich tenslotte gereedmaken om het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen.
[3] Sterven is voor zulke mensen evenwel het meest onaange­name verschijnsel ter wereld, maar daar bekommert de wurg­engel zich weinig om. Degene bij wie hij de geijkte maat vol aantreft, neemt hij zonder genade of pardon mee!
[4] Onze minister, een man die door iedereen hoog gewaar­deerd werd vanwege zijn wereldse wijsheid, werd op tamelijk hoge leeftijd op het ziekbed geworpen door een jichtkoorts, die hem een halve maand folterde, en wel des te erger naar­mate hij meer medicijnen innam om aan deze kwaal een eind te maken. Tegen het einde begon hij erg misnoegd te worden en dreigde hij de artsen met arrestatie, als zij hem niet spoedig wilden of konden genezen.
[5] Maar in plaats van zijn dreiging uit te voeren, zakte hij op de zestiende dag van zijn ziekte weg in een bewusteloosheid­ waaruit hij op deze wereld niet meer zou ontwaken, afgezien van een uur vlak voor zijn einde. In dat uur maakte hij nog een kort testament op om te regelen wat er met zijn enorme bezit moest gebeuren, waarbij echter de armen, zoals meestal bij zulke mensen, maar heel karig werden bedeeld; want wat zijn een paar duizend gulden vergeleken bij verscheidene mil­joenen?!
[6] Zo werd er ook voor de vorm een schenking gedaan aan de kerk, maar niet uit een of ander blind geloof -want geloof heeft zo iemand maar zelden of helemaal niet, en alles wat hij doet is louter politiek -maar alleen, zoals gezegd, omdat het politieke gebruik zoiets vereist.
[7] Na deze laatste wilsbeschikking zonk hij terug op zijn bed en was dood zonder eerst gebiecht of gecommuniceerd te heb­ben, waar hij voor zichzelf toch al geen waarde aan hechtte. Daarmee was het met hem voor deze wereld dan ook voor eeuwig afgelopen; daarom zullen wij ook niet langer bij zijn lijk stilstaan, maar ons direct naar de andere kant begeven en zien, wat deze buitengewoon trotse, aristocratische man daar voor gezicht zet. ­
[8] Kijk, we zijn er al, en onze man staat al in zijn complete staatsiekledij voor ons en voor vier engelgeesten; maar hij ziet alleen de laatsten. De plaats lijkt precies op zijn ministerska­mer, waar hij van plan is nog veel belangrijke dingen te rege­len en in orde te maken.
[9] Hij ziet nu de vier personen in zijn geheime werkkamer en kan zich van ergernis nauwelijks beheersen, vanwege de ver­schrikkelijke brutaliteit van deze vier indringers, zoals hij denkt. Hij springt op en grijpt de bel en wil die luiden, maar de bel geeft geen geluid.
[10] 'Verraad! Hoogverraad!', roept hij luidkeels. Hoe komen jullie, ellendige booswichten, in deze alleen voor mij toegan­kelijke kamer, waar de grootste staatsgeheimen behandeld en bewaard worden? Weten jullie dat op zo'n hoogverraad de doodstraf staat? Wie van jullie heeft de belonklaar gemaakt, zodat die nu op dit beslissende moment geen geluid geeft? Beken het, snode lieden, wie van jullie was die raddraaier?!'
[11] De eerste engel zegt: 'Luister geduldig en heel aandachtig naar wat ik je nu zal meedelen! Ik ken de voorschriften vol­gens welke niemand, behalve de koning, deze kamer mag betreden. Als je nog op de wereld zou zijn, zou je ons ook niet op deze plaats gezien hebben. Maar kijk, je bent nu wat je lichaam betreft gestorven en bent nu in de geestenwereld, waar maar één Heer is, terwijl alle andere geesten broeders zijn, goede en slechte, al naargelang zij op aarde goed dan wel slecht hebben gehandeld. Derhalve hebben wij ook van de Heer het recht om iedereen uit liefde te bezoeken om hem onze diensten aan te bieden, als hij, zoals jij, nog toegankelijk voor ons is.
[12] Daaruit bestaat dan ook de opdracht die wij namens de enige Heer, ten behoeve van jou uitvoeren, dat wij je dit moe­ten meedelen en jou tevens onthullen dat hier in deze eeuwi­ge wereld voor jou aan elke wereldse eer en positie een einde is gekomen en eveneens aan alle politiek. Dit vertrek, jouw kledij en al deze vermeende belangrijke staatspapieren zijn enkel bedrog en een product van jouw fantasie, die nog uiterst sterk op de wereld gericht is. Zij zullen verdwijnen zodra je ons volgt. -Als je ons volgt, zul je een gemakkelijke weg naar het ware, eeuwige levensrijk hebben, waar ongekende zalighe­den bestaan; als je ons echter niet volgt, zul je het heel moei­lijk hebben om het levensrijk van God te bereiken! Want kijk, op de wereld was jij weliswaar door Gods toelating een groot man en had je grote macht, maar door deze macht is bij jou heel sterk de heerszucht gewekt, en die heeft je tot veel dingen gebracht die niet in de goddelijke orde geworteld zijn. Tevens heeft die wereldse macht als heerszucht jou ook het geloof in de Heer ontnomen en veelvuldig ook de liefde tot je naaste en heeft jou zo volledig ongeschikt gemaakt voor het rijk Gods.
[13] Maar zie, de Heer weet wat voor zware last jij te dragen had en Hij heeft groot erbarmen met je. Daarom heeft Hij ons naar je toe gestuurd, opdat je gered zult worden en niet ten onder zult gaan door de grote wereldse last die je nog met je mee hebt gebracht. Denk hierbij niet aan een gericht; want in het rijk van vrijheid van de geest bestaat er geen gericht en geen rechter, behalve de eigen vrije wil van ieder mens! Denk ook niet aan de hel. Die is nergens, behalve in ieder mens zelf, als hij die in zichzelf door het kwaad dat in hem is, zelf schept. Denk echter ook niet aan een hemel als beloning die in het vooruitzicht is gesteld voor goede werken; maar Iaat het Woord van de Heer Jezus jouw wil zijn, zoek Hem alleen! Als je Hem hebt, heb je alle hemelen en je macht is dan uit de lief­de en dat is een heel andere macht dan je gehad hebt op de wereld op grond van je wereldse wijsheid en hoge positie. Nu weet je alles; doe, wat jouw vrije wil toelaat in naam van de Heer Jezus. Amen'.
[14] De minister zegt: 'Werkelijk, jullie woorden zijn wijs en garanderen mij, dat alles is zoals jullie mij nu hebben meege­deeld. Ook is het nu helemaal duidelijk dat ik lichamelijk gestorven ben. Maar dat een zekere joodse Leraar de enige God en Heer zou zijn, dat begrijp ik niet! Wat zijn dan de 'Vader' en de 'Heilige Geest'? Zie, dat klopt niet met de eigen leer van Jezus, die toch de eerste was die overal de ene goddelijke drie­eenheid leerde! Vergeef mij dus dat ik jullie niet zo snel kan volgen als jullie wensen -tenzij jullie mij daar snel van over­tuigen!'
[15] De engel zegt: 'Broeder, dat gaat niet zo vlug als jij denkt. Trek eerst je staatsiekleren uit en trek andere kleding van dee­moed en volledige zelfverloochening aan, dan zul je heel snel volkomen overtuigd raken van wat jou nu nog onbevattelijk toeschijnt'.
[16] De minister antwoordt: 'Goed dan, neem mij mee en maak mij gereed, en schaaf zorgvuldig al het wereldse van mijn ziel, dan zal wel blijken hoeveel jullie uitspraken waard zijn'.
[17] Nu komen de drie andere engelen dichterbij, trekken de man zijn staatsiekleren uit en trekken hem in plaats daarvan asgrijze, erg versleten en tamelijk vieze kleren aan. En de twee­de engel zegt tegen hem: 'Nu heb je het kleed van de deemoed aangetrokken. Dat alleen is echter nog niet voldoende, je moet ook metterdaad deemoedig zijn. Volg ons daarom!'
[18] De man volgt hen en zie, ze komen bij een boerderij aan en daar zeggen zij tegen hem: 'Kijk, hier woont een barse man, die grote kudden varkens heeft. Bij hem moet je in dienst tre­den en met alles tevreden zijn, wat hij je ook als beloning zal geven; en als hij hard en onrechtvaardig tegen je is, verdraag dan alles met geduld en verschaf je alleen recht in de genade en erbarming van de Heer.
[19] Als hij je slaat, sla dan niet terug; maar keer als een slaaf je rug naar hem toe, zoals je op aarde dikwijls hebt gezien, hoe op grond van militaire ondergeschiktheid een arme soldaat geheel willoos op de bank moest gaan liggen en de harde, vaak zeer onterechte straf moest doorstaan! Als je dat allemaal met het juiste geduld verdraagt, zal je een beter lot ten deel vallen!'
[20] Daarop zegt de man: 'Ik dank je hartelijk voor deze leiding! Geef mij maar mijn staatsie-uniform terug, bedriegers; ik zal mezelf wel een weg banen! Kijk eens naar die lompen! Van iemand als ik, uit een geslacht van minstens twintig adellijke voorouders, willen ze zomaar een zwijnenhoeder maken! O, als ik nog op aarde was, zou ik jullie daarvoor zo laten boeten, dat het jullie nog lang zou heugen! Deze vagebonden geven zich ook nog uit voor boodschappers van God! Nee, wacht, dit optreden als boodschappers van God zal jullie nog duur te staan komen!'
[21] Kijk, de engelen geven hem zijn kleding weer terug en zeg­gen: 'Zoals je wilt. Daar is je aardse kledij! Als je de weg van het leven niet wilt gaan, ga dan je eigen weg; onze dienst bij jou is nu ten einde'.
[22] Zie nu, in wat voor 'water' deze man zich begeeft; daar zal hij lang in moeten zwemmen, voor hij de weg van de verloren zoon terug naar de Vader zal bereiken.
[23] Laat iedereen zich dus hoeden voor de heerszucht; want die heeft steeds dezelfde gevolgen. -De volgende keer een ander voorbeeld.
«« 9 / 15 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.