Eudokia's verlangen het Kindje te begrijpen. Maria maant tot geduld. Het Jezuskind met Eudokia in gesprek

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 106 / 302 »»
[1] Eudokia vroeg nu aan Maria hoe het gekomen was dat dit Kindje zozeer vervuld was van wonderkracht en van een godde­lijk voornaam karakter.
[2] En hoe het zover had kun­nen komen, dat Cyrenius zo vre­selijk afhankelijk was geworden van alles wat het Kindje hem te kennen gaf.
[3] Maria antwoordde haar op allerliefste toon: 'Lieve Eudokia: het is nu eenmaal onmogelijk om ijzer met handen te breken.
[4] Er zijn dingen, die tijd van node hebben, en die geduld verei­sen. Daarmee komen we het verste!
[5] Ben je eenmaal een tijdje bij mij, dan zul je alles te weten ko­men; maar dan moet je beginnen met te geloven dat dit Kind groter is dan alle helden en goden van Rome.
[6] Heb je dan eergisteren de enorme kracht van de storm niet opgemerkt?
[7] Nu, die werd veroorzaakt door de machtige hand van Hem, Dien Tullia daar verwent.
[8] Wat dat stormgeweld met de tempel in de stad heeft gedaan, datzelfde zou Het kunnen doen met heel de aarde
[9] Hiermee zul je het voorals­nog moeten doen. Omwille van je eigen welzijn mag je nu nog niet meer weten.
[10] Zodra je geestelijk rijper bent, zul je ook meer kunnen op­ nemen.
[11] Ik moet je dan ook omwille van je eigen welzijn vragen, om hierover tegenover iedereen te zwijgen; als je er wel over spreken zou, zou dat je ondergang wor­den!'
[12] Deze woorden van Maria stelden Eudokia gerust. Ze begon zich ernstig te bezinnen op het­geen ze van Maria had gehoord.
[13] Vervolgens ging Maria naar Tullia toe en nam haar het Kindje weer van de arm zeggend:
[14] ' Jij bent alreeds door Mijn Zoontje gezegend en zult1daar­door voor altijd gelukkig zijn!
[15] Maar die arme Eudokia daar, die heeft tot dusverre van de grenzeloze weldadigheid van 's Kindjes zegen nog maar weinig ondervonden. Ik wil daarom ook Eudokia het Kindje op haar arm geven, zodat ook zij zal bemerken welke grote Kracht er van het Kindje uitgaat.'
[16] Vervolgens ging Maria met het Kindje naar Eudokia en zei tegen haar:
[17] 'Dit Eudokia, is mijn en ook jouw Heil! Neem Het maar een ogenblik op je arm, dan zul je voelen hoe heerlijk het is om moeder van zo'n Kindje te zijn!'
[18] Met grote eerbied nam Eu­dokia het Kindje op haar arm.
[19] Maar ze was een beetje bang voor dit zo mysterieuze Kind en ze waagde het nauwelijks zich te bewegen.
[20] Maar het Kindje glimlachte en zei: 'Lieve Eudokia, wees maar niet bang voor Mij. Ik zal je geen kwaad doen, Ik ben je Heiland!
[21] Het zal niet lang meer du­ren of je zult Mij beter leren ken­nen.
[22] Dan zul je Mij ook niet lan­ger vrezen, maar beminnen, zoals ­Ik jou doe!' ...Hierdoor werd Eudokia van haar vrees bevrijd. Ze begon het Kindje nu te liefkozen en aan haar hart te druk­ken.
«« 106 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.