Jozef nodigt Jonatha gastvrij uit. Jonatha voelt zich bezwaard en bekent zijn zondigheid. Goede raad van Jozef. Het Kindje geeft de voorkeur aan Jonatha's hartelijke liefde boven stoffelijke waarden. Jezus' getuigenis voor Jonatha

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 167 / 302 »»
[1] Nadat Jonatha zijn godsvrucht zo levendig had geuit, zei Jozef tegen hem:
[2] 'Beste vriend, jij woont, met je drie knechten, helemaal alleen in je hut.
[3] Het is vandaag vóór-Sab­bath; je zult dus vandaag wel geen vis meer gaan vangen; blijf van­daag toch, en morgen als het Sab­bath is bij mij!'
[4] Jonatha antwoordde:  Ja, ...als het Godskind hier niet was, ...dan, broederlijke vriend, zou ik hier wel graag blijven, ...
[5] Maar weet je, ik ben helaas een zondig mens; ik ben een on­reine in al mijn gelederen!
[6] Sedert ik tussen de heidenen leef, heb ik nauwelijks nog aan de Wet van Mozes gedacht, en ik heb meer heidens geleefd dan joods!
[7] Ik kan dus niet daar verblij­ven, waar de Allerhoogste woont!'
[8] Jozef sprak nu: 'Broeder, je motieven zijn juist, maar hier bij mij worden die niet aanvaard!
[9] Want de Heer, Die Zich te­genover de heidenen steeds zo ge­nadig toont, zal Zich tegenover jou nog genadiger tonen, want jij bent een rouwmoedige jood!
[10] Je hoeft alleen maar van Hem te houden, dan kun je erop rekenen, dat de Heer ook van jou houden zal, en wel veel meer dan je zou mogen verwachten !
[11] Je moet namelijk weten, dat die acht kinderen, en ook Eu­dokia nog heidenen zijn en toch gaat het Kindje met hen om en heeft hen boven alles lief!
[12] Ook jou zal Het dus wel liefderijk opnemen, en Zich met jou, als ware je Zijn beste vriend, bezighouden!'
[13] Nu vatte Jonatha moed en hij ging met Jozef de heuvel af en de woning binnen, waar inmiddels het middagmaal al klaar stond.
[14] Jozef riep dus iedereen aan tafel. Maria nam het Kindje en, zoals gebruikelijk, nam zij aan ta­fel naast Jozef plaats.
[15] De pap, die voor Hem be­stemd was, wilde het Kindje echter niet eten.
[16] Dat maakte Maria onge­rust, ze dacht dat er met het Kind­je iets niet goed was.
[17] Maar het Kindje zei: 'Geen zorg over Mij, maar: ...
[18] zie je, Jonatha heeft voor Mij betere spijs meegebracht: dáár wil Ik van eten, en die zal Mij pas echt verzadigen!'
[19] Maria dacht natuurlijk di­rect dat Hij de vis bedoelde, die pas later op tafel zou komen,
[20] maar het Kindje zei: 'Ma­ria, u hebt Mij niet goed begre­pen!
[21] Ik bedoel de vis helemaal niet, hoewel die natuurlijk beter zal smaken dan deze melk van gis­teren, die al zuur geworden is, en die Joël heeft genomen in plaats van verse, om voor Mij daarvan pap te koken!
[22] Neen, Ik bedoel de grote ootmoed en de grote liefde in het hart van Jonatha: Die heeft hij Mi j trouwens­ zonder Mij te ken­nen­ al vaker bewezen.
[23] U moet weten, Maria, Jo­natha is, wat zijn spieren betreft, een krachtig mens. .., maar, de liefde in zijn hart is nog veel ster­ker!
[24] Zijn liefde tot Mij, dat is de krachtige kost, die Mij nu verza­digt! Oók van zijn vis wil Ik na­tuurlijk wel eten, maar die zure pap, die lust Ik niet!' Hierover was Jonatha zo gelukkig, dat hij in luid geween uitbarstte.
«« 167 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.