Het Jezuskind je vederlicht. Jonatha 's verwondering. Zeer wijze woorden van het Kindje over de zwaarte van de Wet van Mozes

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 173 / 302 »»
[1] Toen Jonatha het Kindje zo lief­koosde en aan zijn hart drukte, zei Het regen hem:
[2] 'Probeer Mij nu eens op te tillen; nu zal Ik vast niet zo zwaar zijn voor jou, als toen je Mij over de zeearm droeg!'
[3] Blij en vol liefde na Jo­natha nu het Kindje op zijn arm en bemerkte dat Het zo licht was als een veertje, een donsje!
[4] En hij zei dan ook: 'Mijn Heer en mijn God, daar kan ik met mijn verstand niet bij.
[5] Daar aan zee woog U voor mij zo zwaar als de hele wereld; nu bent U zo licht als een donsje!'
[6] Het Kindje nu weer: ' Jo­natha, zoals jou nu, zo zal het ie­dereen vergaan!
[7] Want niet in Mijzelf is mijn last gelegen, maar in de Wet van Mozes!
[8] Toen je Mij niet kende, maar alleen de Wet, en je Mij op je schouder droeg, toen woog niet Mijn last, maar die van de Wet zo loodzwaar op je schouders!
[9] Maar nu heb je in je hart Mij erkend als Heer boven Mozes en boven de Wet, en plots is het ge­wicht van de Wet niet meer het Mijne, omdat Ik de Wet gegeven heb.
[10] Zo zal het in de toekomst geestelijk een ieder vergaan die onder de Wet staat!
[11] En Ik verzeker je dat dege­nen, die alleen door de Wet ge­rechtvaardigd heten, zullen brul­len en tandenknarsen,
[12] ...terwijl de Heer in de huizen der zondaren aan tafel gaat, en hen geneest en aanneemt tot Zijn Kinderen!
[13] De verlorenen zal Ik zoe­ken, de zieken. de ten onrechte gevangenen, en de verdrukten. Ik zal hen zoeken, genezen, bevrij­den en ontzetten!
[14] Maar wettisch gerechtvaar­digden zullen Mijn Huis veroor­deeld moeten verlaten.
[15] Voorwaar, tollenaars en zondaren zal Ik in Mijn huis nog kunnen prijzen, maar
[16] die zogenaamde rechtvaar­digen zal Ik in Mijn huis met een zware last belasten!
[17] Ja, een hoer zal Mij zalven, en de schuld van een echtbreek­ster zal Ik in het zand afschrijven, en de zondaars zullen Mij aanra­ken;
[18] maar een wettische haarklover en schriftgeleerde, die Mij probeert aan te raken, die zal Ik vervloeken!
[19] Hen, die de last van de Wet heeft gedood. ..: Ik zal hen uit hun graven trekken!
[20] Maar voor die letterzifters van de Wet zal Ik de poort naar het leven zo nauw maken als het oog van een naald!'
[21] Door deze woorden werd Jozef hevig geschokt; hij zei: 'Maar Kindlief, wat zeg Je daar nu voor vreselijke dingen?
[22] De Wet is toch ook door God gegeven; hoe kan dan een zondaar beter zijn dan een recht­vaardige?'
[23] Het Kindje hernam: 'Inder­daad heeft God de Wet gegeven, maar niet voor het wereldverstand maar voor het hart! Mozes zelf heeft de Wet in dienst van de lief­de tot God gesteld!
[24] Nu blijkt weliswaar de Wet te worden gehandhaafd, maar de liefde is allang om het leven ge­bracht.
[25] Een Wet zonder liefde heeft geen nut, en hij die die wet houdt zonder liefde die is er een dode slaaf van!
[26] Daarom heb Ik liever te doen met een heiden of met een vrijgevochten zondaar dan met zo'n dode geketende slaaf van de Wet!'
[27] Hier had Jozef niet meer van terug; hij ging zich eerst op deze woorden bezinnen. Maar het Kindje begon weer heel gewoon met Jonatha en Zijn Jacob over kinderlijke zaken te babbelen.
«« 173 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.