Cornelius' vragen over de Messias; Jozefs verlegenheid. De hoofdman stelt vragen aan Maria, aan Salome en aan de vroed­vrouw. De Engel waarschuwt tegen verraad van het goddelijk geheim. Cornelius' heilig vermoeden omtrent de goddelijkheid van het Jezuskind

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 20 / 302 »»
[1] Jozef was zeer aangenaam ver­rast en hij zei tot de hoofdman: 'Gevolmachtigde van de grote keizer, hoe zal ik arme man U Uw grote vriendschap kunnen vergel­den! Hoe zou ik U in dit vochtige hol van dienst kunnen zijn?
[2] Hoe zou ik U iets passends kunnen aanbieden; iets dat in overeenstemming is met Uw hoge stand om U daarmee te laven? Kijkt U maar, hier in deze kar is heel mijn hebben en houden: ten dele meegebracht uit Nazareth, ten dele hier reeds ten ge­schenke gekregen van de herders uit de omgeving. ..
[3] Mocht U hiervan iets willen gebruiken, dan zal elk hapje dat U in Uw mond zoudt nemen alreeds duizendvoudig gezegend zijn!'
[4] Maar Cornelius zei: 'Beste man, let alsjeblieft niet zo op mij, en maak je over mij geen zorgen! Dit hier is namelijk mijn hospita; zij zal wel voor de keuken zorgen, en voor een muntje gesierd met het hoofd van de keizer, krijgen wij dan allemaal genoeg!'
[5] Nu gaf hij de vroedvrouw een gouden muntstuk en droeg haar op te zorgen voor een mid­dagmaal en dito avondmaal, en bovendien -zodra dat mogelijk zou zijn -voor een betere behui­zing voor de kraamvrouw!
[6] Maar nu zei Jozef tot Cor­nelius: 'Hooggeachte vriend, Ik moet U toch wel vragen om voor ons geen kosten te maken of moei­te te gaan doen! Voor de paar da­gen, die we hier nog zullen moe­ten doorbrengen zijn wij -en daarvoor zij aan de Heer, de God van Israël, alle eer! -goed genoeg verzorgd!'
[7] De hoofdman hernam: 'Goed is goed, maar beter is beter! Sta dat dus nu maar toe, en Iaat mij daarmee je God ook een of­fertje brengen van vreugde, want je moet weten, dat ik alle goden van alle volkeren vereer!
[8] Ik wil dus ook de jouwe eren, want sedert ik zijn tempel te Jeruzalem heb gezien, waardeer ik hem hogelijk! En dat eens te meer, omdat hij een god van grote wijsheid moet zijn en jullie door hem zo'n bijzondere kunst hebt geleerd!'
[9] Jozef nu weer: 'O beste vriend, was het maar mogelijk om U te overtuigen van het absolute unieke van het wezen van onze God. .., hoe graag zou ik dat dan over hebben voor Uw eeuwig heil!
[10] Maar ik ben maar een zwak mens en daartoe ben ik dus niet in staat; daarom moge ik U raden: zoekt U toch ergens onze heilige boeken te lezen te krijgen! U bent onze taal voldoende machtig. U zult daarin feiten vinden, die U in de grootste verbazing zullen bren­gen!
[11] Het antwoord van Cornelius luidde dat hij dat reeds gedaan had, en dat hij daarin inderdaad verbazende dingen had aangetrof­fen!
[12] 'Ik ben daarbij onder ande­re op een voorspelling gestoten, waarin aan de joden een nieuwe koning werd beloofd: voor eeu­wig! Zeg mij nu eens of je weet wanneer die koning volgens de of­ficiële uitleg daarvan zal komen, en vanwaar!'
[13] Hierdoor werd Jozef in ver­legenheid gebracht, maar na een poosje te hebben nagedacht zei hij: 'Uit de hemel zal die Koning komen, als de Zoon van de Eeu­wige God! Zijn Rijk zal niet van deze aarde zijn, maar van de we­reld der geesten, van die van de Waarheid!'
[14] Nu zei Cornelius: 'Best, dat begrijp ik, maar ik heb ook gele­zen dat deze koning uit een maagd en in een stal moet worden gebo­ren, in de omgeving van deze stad. Hoe moet dat dan worden uitge­legd?'
[15] 'Goede man, U hebt een scherp onderscheidingsvermo­gen, , zei Jozef. 'Ik kan U niets anders aanraden dan dit: kijkt U nog eens naar dit meisje en haar pasgeborene; U zult daar dan wel vinden wat U zoekt!'
[16] Cornelius deed dat nu; hij nam het meisje en het Kind je nauwkeurig op met de bedoeling om in haar en in Hem de toekom­stige koning der joden te ontdek­ken.
[17] Ook vroeg hij aan Maria hoe zij zo vroegtijdig zwanger ge­worden was.
[18] Maria gaf hem echter ten antwoord: 'Brave man, U bent rechtvaardig, daarom: Zowaar God leeft, zowaar heb ik mij nooit aan een man gegeven.
[19] Driekwart jaar geleden heeft mij een Boodschapper van de Heer bezocht, die mij er in wei­nig woorden van in kennis stelde dat ik zwanger zou worden van de Geest van God!
[20] En zo is het feitelijk ge­gaan: ik werd zwanger zonder mij ooit aan een man te hebben be­kend! Hetgeen U hier voor U ziet, dat is de Vrucht van die wondere Belofte! God is mijn getuige dat alles zo is gegaan!'
[21] Nu wendde Cornelius zich tot de gezusters en zei: 'Wat zeg­gen jullie daarvan? Is dit wellicht een slim bedrog van deze oude man, die de wettelijke straf voor de gevolgen van zijn daad tegen­over een blind en bijgelovig volk wil ontgaan?
[22] Ik weet namelijk dat joden in dergelijke gevallen de dood­straf kunnen krijgen. Of, als het werkelijk au sérieux moet worden genomen, dan zou dat nog veel erger zijn dan in het eerste geval; want dan zou die keizerlijke wet scherp moeten worden toegepast, die elke opruiing al in de kiem gesmoord wil zien! Zeg mij dus alstublieft de waarheid, opdat ik weet, waar ik met deze bijzondere familie aan toe ben. ,
[23] Nu zei Salome: 'Cornelius, bij heel Uw groot-keizerlijke vol­macht smeek ik U goed naar mij te luisteren en beslist niets tegen dit arme, maar tegelijk ook eindeloos rijke gezin te ondernemen!
[24] U kunt mij geloven en met mijn leven sta ik in voor de waar­heid ervan: alle hemelse machten staan aan deze familie ter beschik­king -zoals Uw eigen arm aan Uzelf; ikzelf hield daar een nooit te vergeten getuigenis aan over!'
[25] Nu kon Cornelius het alle­maal niet meer verwerken; hij vroeg Salome: 'Dan zou je ook Rome's heilige goden willen in­sluiten, en de helden en wapenen en onoverwinnelijke macht van Rome? O Salome, dat wil je me toch zeker niet wijsmaken?'
[26] Maar Salome antwoordde: Ja, inderdaad, zoals U zegt! Ik ben daarvan volledig overtuigd! Maar, als U mij niet wilt geloven, ga dan naar buiten en kijk naar de zon! Vier uren is die al op en toch staat ze nog in het oosten en ze waagt het niet verder te gaan langs haar baan!'
[27] Cornelius ging nu inder­daad naar buiten, keek naar de zon. kwam terstond weer terug en zei toen stomverbaasd: 'Werke­lijk, je hebt gelijk! Als dit met dit gezin verband houdt, dan gehoor­zaamt zelfs onze god Apollo hen!
[28] Dan zou hier de machtigste van alle goden, Zeus zelf, bij be­trokken moeten zijn! En dan zou de geschiedenis van Deucalion zich wel eens kunnen gaan herha­len, in welk geval ik er Rome on­middellijk van in kennis zal moe­ten stellen!'* (* Deucalion, zoon van Prometheus; Thessalonisch koning, bleef met zijn gemalin Pyrrha bij de zondvloed gespaard (Ovidius).)
[29] Nauwelijks had hij dit ge­zegd, of er verschenen twee mach­tige Engelen. Hun gezichten straalden als de zon, en hun kle­ding was gelijk de bliksem! Ze zei­den: 'Cornelius, over wat je nu gezien hebt moet je zwijgen, zelfs tegenover jezelf; anders ga je met Rome nog heden ten onder!'
[30] Nu werd Cornelius door grote schrik bevangen. De beide Engelen verdwenen, maar hij wendde zich tot Jozef en zei: 'Maar man, hier is eindeloos meer dan een aanstaande koning der joden aanwezig! Hier is Hij, die gebiedt over hemel en hel. Ik kan maar beter weg gaan, want ik ben niet waardig mij zo dicht in Gods nabijheid te bevinden!'
«« 20 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.