De nachtelijke orkaan en zijn verschrikkingen. Wilde dieren. Jozef vervloekt de storm. Berisping door het Kindje. Goed einde

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 208 / 302 »»
[1] Twee uren later, toen iedereen al rustig lag te slapen, stak er een heel krachtige orkaan op, die zo hevig op het huis beukte, dat het stond te trillen.
[2] Door dit dreunen werden al­le slapenden wakker.
[3] En de orkaan nam nog toe en ging vergezeld van duizenden bliksemschichten en geweldige donderslagen,
[4] waardoor iedereen al gauw begon te rillen en te beven van angst.
[5] En de angst van de gasten in Jozefs huis werd nog verergerd, door het gehuil van vele wilde en verscheurende dieren, dat door het razen van de woedende storm heen was te horen.
[6] daarom begon men zich van lieverlede naar de kamer te bege­ven, waarin Jozef, Cyrenius en Jonatha zich bevonden om daar beveiliging te zoeken.
[7] Jozef stond dus maar op en hij maakte licht, om daarna zo goed mogelijk die angstig beven­de menigte moed in te spreken.
[8] Ook de reusachtige Jonatha en Cyrenius deden dat.
[9] Maar de storm zwol nog steeds aan, zodat de troost van die drie niet veel hielp. En toen en­kele tijgers vervolgens ook nog trachtten om­ onder het uitstoten van ontzettend gebrul­ hun klau­wen door de overigens uiteraard getraliede ramen naar binnen te steken, geraakten de meesten van hen echt in doodsangst.
[10] Toen het Jozef tenslotte te gek werd, werd ook hij boos en bezwoer de storm:
[11] 'Stil, jij monster, in de naam van Hem, Die hier woont, en Die Heer is van de Oneindig­heid!
[12] En houd op de rust te ver­storen van wie 's nachts moeten slapen! Zó zij het!'
[13] Jozef riep deze bezwerende woorden met zo'n krachtige stem, dat iedereen er hevig door ont­stelde, méér nog dan door het woeden van de storm.
[14] Maar desondanks wilde de storm maar niet luwen, waardoor Jozef zich nog heviger opwond en zich in nog heftiger bewoordingen tegen de storm keerde.
[15] Maar ook dat bleef vruch­teloos: de orkaan spotte met Jo­zef!
[16] Nu werd Jozef echt toornig tegen die ongezeglijke orkaan, en hij vervloekte hem.
[17] Op dit moment werd het Kindje wakker en Het zei tegen Jacob, die naast het bedje stond:
[18] ' Jacob, ga jij eens even naar Jozef toe om hem te zeggen dat hij zijn vloek moet terug ne­men; hij vervloekt namelijk wat hij niet kent!
[19] Morgen zal hij dan wel in­zien, wat de oorzaak van deze storm was, en dat het een goede oorzaak was; trouwens in een paar minuten zal alles voorbij zijn!'
[20] Dadelijk ging Jacob naar Jozef toe en deelde hem mede, wat het Kindje hem had opgedra­gen.
[21] Nu vermande Jozef zich, deed wat Jacob hem had te ken­nen gegeven, en onmiddellijk ging de storm liggen; de wilde beesten trokken weg en in Jozefs huis ging iedereen weer ter ruste.
«« 208 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.